Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Haupt

betekenis & definitie

Haupt (Moritz), een uitstekend Duitsch letterkundige, was de zoon van Ernst Friedrich Haupt (geboren 31 Mei 1774, ♰ 1 Mei 1843), die voor de verzameling der „Scriptores rerum Lusaticarum” eene uitgave bezorgde van de „Jahrbücher des zittauischen Stadtschreibers Johannes von Guben (1837)” en zich bekend maakte als een voortreffelijk Latijnsch dichter door fraaije vertalingen van gedichten van Göthe en door „Hymni sacri (1842)”, terwijl hij het burgemeestersambt te Zittau bekleedde. Moritz werd hier ter plaatse geboren den 27sten Julij 1808, studeerde te Leipzig in de letteren, vestigde zich aldaar als privaatdocent, en werd er eerst buitengewoon en in 1843 gewoon hoogleeraar in de Duitsche taal- en letterkunde. Wegens deelneming aan de nationale beweging van 1848 en 1849 werd hij in 1850 geschorst, doch belastte zich in dat jaar met het secretariaat van de geschied- en letterkundige klasse van het Koninklijk Genootschap van Wetenschappen, hetwelk hem in 1848 het lidmaatschap had toegekend, en werd in 1853 gewoon hoogleeraar in de oude letteren te Berlijn. In 1861 aanvaardde hij het vaste secretariaat der Académie van Wetenschappen.

Van zijne werken noemen wij zijne critische uitgaven van de „Halieutica” van Ovidius, van de „Cynegetica” van Gratius en Nemesianus, van de „Metamorphosen” van Ovidius (3de druk 1863), en van de werken van Virgilius. Uit de nagelaten papieren van Hermann gaf hij „Bion en Moschus'', alsmede ,, Aeschylus” in het licht. Belangrijk zijn voorts zijne critische uitgaven van „Erec (1839)”, —„Lieder und Büchlein”, — „Der arme Heinrich (1842)” van Hartmann von Aue, — „Guter Gerhard (1840)” van Rudolf von Ems, — „Winsbeke (1844)”, — van de „Lieder" van Gottfried van Neiffen (1851) en van Neidthardt von Renenthal (1858). Lachmann's uitgave der oudste Middel-Hoogduitsche lierdichters werd door hem voortgezet en voltooid. Ook bezorgde hij eene nieuwe uitgave van Lachmanns „Nibelungen (1852)”, — van „Wolfram (1854)” — en van „Walther von der Vogelweide (1853 en 1865)”.

Met Hofmann von Fallersleben gaf hij „Altdeutsche Blätter (1836—1840)” in het licht, en redigeerde alleen het „Zeitschrift für das deutsche Alterthum (1841—1865, 12 dln. 2de serie 1866 enz.)”. Hij overleed onverwacht den 5den Februarij 1874, en heeft als scherpzinnig criticus en ais geestrijk docent grooten roem verworven. Hij behoorde tot de uitstekendste beoefenaars der Oude en Middel-Hoogduitsche letterkunde. Hoogst verdienstelijk is ook de uitgave der werken van Grieksche en Latijnsche schrijvers, welke hij voor schoolgebruik met zijn vriend Hermann Sauppe te Göttingen bezorgd heeft.

< >