Gorter. (De) Onder dezen naam vermelden wij:
Johannes de Gorter, een uitstekend Nederlandsch geneeskundige. Hij werd geboren te Enkhuizen den 19den Februarij 1689, legde zich reeds vroeg onder de leiding van Tjalling van der Hout te Haarlem op de geneeskunde toe, zoodat hij zich op 19-jarigen leeftijd als heelmeester in zijne geboorteplaats kon vestigen, maar vertrok in 1709 naar Leiden, om de lessen van den beroemden Boerhaave te hooren, en keerde vandaar met het doctorsdiploma in 1712 naar Enkhuizen terug. Hij legde zich tevens toe op de wisnatuur- en werktuigkunde, en werd in 1726, op aanbeveling van Boerhaave, benoemd tot gewoon hoogleeraar in de geneeskunde, alsmede in de kruid- en scheikunde te Harderwijk. Hij aanvaardde die betrekking in 1726 en werd er eershalve bevorderd tot doctor in de wijsbegeerte. Hij was er gedurende 29 jaren werkzaam, en zag er in 1743 zijn zoon tot buitengewoon hoogleeraar in de kruidkunde en later tot gewoon hoogleeraar in de genees- en kruidkunde benoemd.
Hij hield briefwisseling met de geleerdste mannen van zijn tijd, en een herhaald en voordeelig aanbod van Elizabeth, keizerin van Rusland, bewoog hem, op 65-jarigen leeftijd naar Petersburg te verhuizen en er de betrekking te aanvaarden van lijfarts der Czarin. Hier werd hij met gunstbewijzen overladen, doch na verloop van 4 jaren versterkte zijne wankelende gezondheid zijn verlangen naar het Vaderland. Hij vroeg en verkreeg een eervol ontslag, verliet Rusland in 1758, en vestigde zich eerst te Amsterdam, daarna te Enkhuizen, en eindelijk te Wijk bij Duurstede, waar hij den llden September 1762 overleed. Hij was lid van de Keizerlijke Leopoldinisch-Carolinische Académie van Natuuronderzoekers, van de Petersburgsche Académie van Wetenschappen en van de Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem. Van zijne geschriften noemen wij: „De secretione humorum e sanguine (1727)”, — „Gezuiverde heelkunst enz. (1731)”, — „Compendium medicinae etc. (1731—1734, 4 dln)”, — „Medicina Hippocratica etc. (1739— 1742, 7 dln, herdrukt in 1747,1753 en 1764)”, —„Chirurgia repurgata etc. (1742)”, — „Gezuiverde geneeskunst enz. (1747, 3de druk 1761)”, — „Praxis medicae systema (1750, 2 dln, 2de druk 1767)”, — „Formulae medicinales cum indice virium (1755)”, — en „Kort begrip der vroedkunde enz. (1786)”.
David de Gorter, een verdienstelijk kruidkundige. Deze, een zoon van den voorgaande, geboren te Enkhuizen den 30sten April 1717, studeerde te Harderwijk en werd er tot doctor in de geneeskunde en in de wijsbegeerte bevorderd. In 1742 werd hij er lector in de geneeskunde, in 1743 buitengewoon hoogleeraar in de kruidkunde, en in 1746 gewoon hoogleeraar in de genees- en kruidkunde. Hij vergezelde zijn vader naar Petersburg en bleef er na diens vertrek nog bijna 3 jaar werkzaam. Na zijn terugkeer in 1761 vertrok hij nogmaals naar Rusland en bleef er tot in 1764, waarna hij zich eerst vestigde te Wijk bij Duurstede en vervolgens te Zutphen, waar hij den 3den April 1783 overleed. Later schonk zijne weduwe de door haren echtgenoot verzamelde, gedroogde en beschrevene planten, ten getale van 2000, aan de Geldersche hoogeschool, en ontving hiervoor tot tegengeschenk een stuk zilver ter waarde van 100 ducatons. Hij schreef: Materia medica, exhibens virium medicamentorum simplicium catalogum, in tres libros divisa (1740)”, — „Flora Gelro-Zutphanica (1745, 2de druk 1757)”, — „Flora Ingrica (1761)”, — Flora Belgiea (1767, met 2 supplementen in 1768 en 1771)’’, — „Flora VII Provinciarum Belgii Foederati indigena (1781, 2de druk 1814)”. — Zijn jongere broeder Hermanus Boerhaave de Gorter, geboren te Harderwijk in 1732, vergezelde desgelijks zijn vader naar Rusland, werd later geneesheer te Amsterdam, en was lid van de Hollandsche Maatschappij te Haarlem en van het Bataafsch genootschap te Rotterdam.