Falsen. Onder dezen naam vermelden wij:
Enevold van Falsen, een Deensch dichter. Hij werd geboren te Kopenhagen in 1755, bekleedde er onderscheidene regterlijke betrekkingen en leverde eenigetooneelspelen, zooals: „De Dragédueke”, — „Da snorrige Facttere”, — „idaaf Tokkenburg”, — „Forladen Datter”,— en „Pebersvindine'’, welke nog steeds met bijval worden opgevoerd. Ook vervaardigde hij krijgsliederen en het vaderlandslievend geschrift „Badstyck”.
Christian Magnus Falsen, een Noordsch staatsman en geschiedschrijver. Deze, een zoon van den voorgaande, werd geboren te Opslo bij Christiania den 17den September 1782, studeerde te Kopenhagen in de regten, vestigde er zich als advocaat, en werd in 1808 landregter van Folloug bij Christiania. in die betrekking werkte hij niet weinig mede tot de stichting van eene universiteit in Noorwegen. Als afgevaardigde naar de Constituérende Rijksvergadering te Eidsvold huldigde hij vrijzinnige beginselen en deed uit eigen beweging afstand van zijn adeldom. Als ambtman van Nordre-Bergenhuus woonde hij de Storthings bij van 1815 en 1822, waar hij optrad als een uitstekend redenaar en als een voorstander der grondwet. Niettemin ondersteunde hij later de pogingen der Zweedsche regering, om de grondwet te wijzigen en een absoluut veto te waarborgen aan de kroon. in 1824 werd hij tot stilts-ambtman te Bergen, en in 1827 tot justitiarius in het Hooggeregtshof te Christiania benoemd. Hij overleed aldaar den 13den Januarij 1830. Zijn voornaamste geschrift is: „Norges Historie (1823—1824, 4 dln)". — Zijn jongere broeder Karel, stifts-ambtman van Christianstad, onderscheidde zich desgelijks in de Storthing als een vrijzinnig redenaar en een uitstekend voorzitter. Hij overleed den 14den April 1852.