Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Falkenstein

betekenis & definitie

Falkenstein (Johann Paul, vrijheer von), Saksisch minister, geboren te Pegau den 15den Junij 1801, studeerde te Leipzig, werd er in 1823 hoogleeraar en hield er regtsgeleerde collégies, welke zeer geroemd en druk bezocht werden. In 1827 ging hij als Hof- en Justitieraad naar Dresden en had er in de volgende onrustige jaren gelegenheid in overvloed, om met zijne talenten te woekeren. In 1834, bij de oprigting van ministeriële departementen, zag hij zich als geheim regeringsraad bij het departement van Binnenlandsche Zaken geplaatst en eenige maanden later als districtscommissaris te Leipzig. In die verschillende betrekkingen verwierf hij door zijne bekwaamheid, werkzaamheid en bezadigdheid het algemeen vertrouwen.

Vooral ook heeft hij in zijn vaderland den aanleg van spoorwegen ongemeen bevorderd. In 1844 werd hij minister van Binnenlandsche Zaken en wist in de drukkende jaren 1846 en 1847 den nood van velen op eene uitstekende wijze te lenigen. Ontwerpen tot vrijzinnige wetten had hij in gereedheid, toen hij tengevolge der woelingen van Maart 1848 zijn ontslag nam. Twee jaar later begaf hij zich echter weder in staatsdienst, en den lsten Februarij 1853 aanvaardde hij de portefeuille van Eeredienst en Openbaar Onderwijs. Ook op dit gebied heeft hij, vooral met betrekking tot het hooger onderwijs, veel goeds tot stand gebragt. Bij zijn optreden als minister telde de universiteit 77 hoogleeraren en 768 studenten, terwijl er in den zomer van 1871 meer dan 1800 studenten de lessen van 103 hoogleeraren bijwoonden. Toen de Koning in het hagchelijk jaar 1866 het land verliet, bleef von Falkenstein aan het hoofd der regérings-commissie achter, en toonde in die moeijelijke betrekking zijne gewone bekwaamheid.

Bij den terugkeer des Konings werd hij voorzitter van het ministerie. In het voorjaar van 1871 riep hij er voor de eerste maal eene Luthersche Synode bijeen, nadat vooraf de kerkelijke toestand eene belangrijke herschepping had ondergaan. In den zomer van dat jaar vroeg en verkreeg hij wegens gevorderden leeftijd zijn ontslag. De algemeene achting, die men hem toedroeg, was oorzaak, dat men dit besluit ernstig betreurde. De Koning gaf een nieuw blijk van vertrouwen op den afgetreden staatsman door hem te bevestigen in zijn ambt als kanselier der ridderorden, en de universiteit te Leipzig, die hem reeds in 1836 benoemd had tot doctor in de wijsbegeerte, schonk hem bij het herdenken van haar 450-jarig bestaan tevens het doctoraat in de godgeleerdheid. Eindelijk werd hij den 1sten October 1871 belast met de directie van het Huis des Konings.

< >