Falcke (Georg Friedrich, vrijheer von), een Hannoversch staatsman, geboren te Hannover den 7den Augustus 1786, studeerde te Göttingen, bekleedde achtereenvolgens onderscheidene belangrijke staatsbetrekkingen, en werd in 1828 benoemd tot geheim kabinetsraad bij het ministérie van Buitenlandsche Zaken te Hannover. In het daarop volgende jaar ging hij als gevolmagtigde naar Weenen, hielp in 1831 de grondwet in Hannover tot stand brengen en werd er in 1833 tot lid der Eerste Kamer benoemd. Toen vervolgens koning Ernst August den troon beklom, behoorde hij tot hen, die aan dezen Vorst verklaarden, dat zij hem aan de grondwet gebonden rekenden.
Hoewel de Koning van eene andere meening was, benoemde hij von Falcke tot raadsheer bij het ministérie van Buitenlandsche Zaken en schonk hem zijn volkomen vertrouwen. Laatstgenoemde werkte mede aan het nieuwe ontwerp tot eene grondwet, kwam in 1844 aan het hoofd van het ministérie van Buitenlandsche Zaken, werd in 1845 bevorderd tot geheimraad met den titel van excellentie, begaf zich in 1848 naar zijne goederen te Osnabrück, en overleed aldaar den 20sten September 1850.