Falckenstein. Onder dezen naam vermelden wij:
Johann Heinrich von Falckenstein, een verdienstelijk Duitsch geschiedschrijver. Hij werd geboren te Erfurt den 6den October 1682, bezocht eenige Duitsche en Nederlandsche hoogescholen, zag zich in 1715 geplaatst, als onderdirecteur aan de ridder-académie te Erlangen, waar hij voorlezingen hield over regtsgeleerdheid, wapenkunde en geslachtsrekenkunde, omhelsde in 1718 deRE. Katholieke godsdienst, en werd door den Bisschop van Eichstädt benoemd tot geschiedschrijver des lands met den rang van hofraad en kamerjonker, trad in 1730 als hofraad in dienst van den markgraaf von Brandenburg-Ansbach, en woonde van 1736—1740 te Erfurt, waar hij bouwstoffen verzamelde voor zijne Kroniek van Thüringen. Hij overleed te Schabach den 3den Februarij 1760. Van zijne belangrijkste geschriften noemen wij: „Antiquitates Nordgravienses (1733, 3 dln)", — „Deliciae topogeographicae Norimbergenses (1733 en 1775)”, — „Antiquitates et memorabilia Nordgraviae veteris (1734—1743, 3dln)", — „Thüringische Chronica (1737—1739, 2 dln)”, — „Civitatis Erfortensis historica critica et diplomatica (1739—1740, 2 dln)”, — Chronicon Suabacense (1740 en 1756)”, — „Antiquitates et memorabilia Marchiae Brandenburgicae (1751— 1752, 2 dln)”, — en „Vollständige Geschichte des Herzogthums Bayern (1763 en 1773,3 dln)”.
Ernst Friedrich Eduard Vogel von Falckenstein, een Pruissisch generaal der infanterie. Hij werd geboren den 5den Januarij 1797, en onderscheidde zich in 1864 als commandérend generaal en vervolgens als chef van den staf, vooral gedurende zijn togt door Jutland. Grooten roem echter verwierf hij als chef van het Main-leger in 1866. Na den Vrede bleef hij nog eenigen tijd met het opperbevel belast, en vestigde zich daarna op het ridderkasteel Dolzig, hetwelk hij voor de hem toegekende dotatie had aangekocht. De Duitsch-Fransche oorlog van 1870 deed hem de wapens weder opvatten.
Hij werd benoemd tot gouverneur-generaal der Duitsche kustgewesten, daar men op zijne schranderheid en voortvarendheid vertrouwde bij eene mogelijke landing der Franschen. Aanstonds vestigde hij zich te Hannover en nam met meesterlijk beleid alle gepaste maatregelen. Hij versperde de havens en riviermonden, organiseerde eene vrijwillige kustwacht en regelde de gemeenschap langs de kusten der Noord- en Oostzee zóó uitstekend, dat de vijandelijke vlootvoogden zelfs geene poging waagden, om er aan wal te stappen. Zijn geheele bestuur getuigde van eene ongemeene veerkracht, en na het eindigen van den oorlog werd hij met de orde van den Zwarten Adelaar versierd.