Durando (Giacomo), een Italiaansch staatsman, geboren te Mondovi in 1807, studeerde te Turijn in de regten en letteren en knoopte er vriendschap aan met Brofferio, en beide namen deel aan de geheime zamenspanningen, die de constitutionele vrijheid en de onafhankelijkheid van Italië beoogden. Zijne adressen aan den Koning baarden opzien. Módena, Parma en Bologna kwamen in opstand en Piémont stond gereed, om dat voorbeeld te volgen.
Niettemin mislukte de toeleg ; duizenden werden in hechtenis genomen, — ook Durando, doch deze ontsnapte in Mei 1831 naar Zwitserland, en vervolgens naar België, waar hij met zijn broeder in krijgsdienst trad bij het vreemdenlegioen. Vervolgens ging hij als luitenant van het leger van donna Maria da Gloria naar Portugal. Hier werd hij bij den eersten storm gewond, en toen in Spanje een strijd tusschen de Carlisten en Christino’s een aanvang nam, trok hij met de jagers van Oporto derwaarts, werd er weldra tot majoor en in 1837 tot kolonel bevorderd, en keerde in 1840, na het eindigen van den oorlog, naar Portugal terug.
Nadat hij hier aan den burgeroorlog had deel genomen, ging hij dien in 1843 weder opzoeken in Spanje, waar hij tot de aanhangers van Espartéro behoorde, Saragossa verdedigde tegen generaal Concha, en na de capitulatie in ballingschap vertrok naar Frankrijk. Daar hervatte hij den draad zijner geschiedkundige studiën en schreef „De la réunion de la péninsule Ibérique par une alliance entre les dynasties d’Espagne et Portugal”; vervolgens keerde hij terug naar Italië, waar de policie hem niet uit het oog verloor.
Hier scheen in de geschriften van Gioberti, Mazzini, d'Azeglio en Balbo het morgenrood van eene betere toekomst te gloren, en Durando schreef eene brochure over de Italiaansche nationaliteit, waarvoor hij naauwlijks een uitgever kon vinden. Wederom begaf hij zich eerst naar Parijs en toen naar Madrid, doch keerde weldra in Italië terug, om mede te werken aan den „Risorgimento” van graaf Cavour, aan de „Concordia” van Valério, en aan de pas gestichte „Opinione”. Durando behoort tot de eerste 4 mannen, die van Carlo Alberto eene constitutie verlangden. Na den opstand te Milaan in 1848 werd h|j door het Voorloopig Bewind als generaal naar Caffaro gezonden, waar hij met zijne vrijwilligers de Oostenrijkers aan het wijken bragt.
Toen deze laatsten echter voorwaarts rukten in Lombardije, trok hij naar Brescia en daarna naar Bergamo, dat hij te gelijk met den vijand bezette en met militaire eer verlaten kon. Eindelijk bereikte hij Piémont, waar hem het bevel over eene divisie werd opgedragen, dat hjj van de hand wees, — ’t geen hem later geweldig berouwde, omdat hij van meening was, dat hij de nederlaag bij Novara zou hebben verhoed.
In September ging hij met Koninklijke volmagt naar Genua, maar was er niet populair omdat men hem kende als een tegenstander van Mazzini, en in 1849 nam hij deel aan den slag van Novara, waar hij, op de vraag van koning Victor Emanuël, verklaarde, dat het voortzetten van den oorlog eene hopelooze zaak zou zijn. Als lid van het parlement ondersteunde hij de staatkunde van Cavour.
Het volk was weinig gezind om deel te nemen aan den Krim-oorlog, — Cavour evenmin, doch Durando plaatste zich daarvoor in de bres en behaalde de overwinning. In 1857 werd hij minister van Oorlog en Marine en in 1856 zag hij zich bevorderd tot luitenantgeneraal. Na den val van Cavour, droeg de Koning hem op, om een nieuw ministérie te vormen, en hij deed alle moeite, om Cavour weder in het Kabinet te brengen. In hetzelfde jaar ging hij als gezant naar Constantinopel, waar hij een voordeelig verdrag sloot met de Porte.
Na zijn terugkeer in 1862 werd hij belast met de portefeuille van Buitenlandsche Zaken, en na de gevangenneming van Garibaldi bij Aspromonte rigtte hij eene nota aan de Italiaansche gezanten, waarin hij eene onverwijlde oplossing verlangde van de Venetiaansche en Romeinsche quaestie. Hij verliet daarna met Ratazzi het ministérie en werd honorair adjudant des Konings. Hij is voorts lid van den Senaat, grootkruis der Mauritius-orde, groot-officier van het Legioen van Eer, en ridder van Spaansche en Portugésche orden.
Zijn broeder Giovanni Durando, Italiaansch veldmaarschalk en senator, geboren te Mondovi den 23sten Junij 1804, streed met Giacomo in Portugal en Spanje en klom er op tot den rang van brigade-generaal. In zijn vaderland teruggekeerd, werd hij er bij het uitbarsten van den oorlog in 1848 aan het hoofd der Pauselijke en vreemde troepen geplaatst en leed de nederlaag bij Vicenza (24 Mei). Nu verliet hij Rome en begaf zich naar Piémont, waar hij als divisie-generaal bij Novara, in de Krim, en in 1859 wederom tegen Oostenrijk deel nam aan den strijd.
In 1866 onderscheidde hij zich bij Custozza, werd vervolgens voorzitter van het hoog militair geregtshof, en overleed te Florence den 17den Mei 1869.