Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Bartjens

betekenis & definitie

Bartjens, een onderwijzer, die in het begin der 17de eeuw eerst te Amsterdam en vervolgens te Zwolle (1637) aan het hoofd stond eener school, heeft zich een grooten naam verworven door een rekenboek, dat eene halve eeuw geleden nog veel in ons Vaderland werd gebruikt. Het is getiteld: “W. Bartjens Cijfferinge,1ste deel, waaruit men meest alle de grondtregelen van de Reeckenkonst leeren kan (op nieuw uitge­geven in 1648)” en voorzien van onderschei­dene lofdichten en van het portret van den vervaardiger, toen 64 jaren oud.

Het tweede deel heet: “Cijfferinge, handelende van verscheyde regulen der Reeckenkonst, alle koop­lieden noodich te weten,” en prijkt desge­lijks met een portret, voorzien van een bij­schrift van Vondel en van eenige lofdichten. Beide deelen zijn gedrukt te Zwolle door Geraert Bartjens in 1637.

Het eerste deel is verbeterd door Jan van Dam, en later door Joh. Bras en Dirk Dap­per (Dordt, 1746). Voorts is het in 1761 uit­gewerkt in 2 stukken in 4to en uitgegeven door H. Haanstra. Het tweede deel is in 1689 verbeterd door Jan de Groot, en in 1793 door den bekwamen A.B. Strabbe.

Van het rekenboek van Bartjens, dat on­telbare malen is herdrukt, zijn ook in deze eeuw nog nieuwe uitgaven verschenen, zooals van J. Puikers (1822), van G. Losz Peters (1825) en van P.K. Görlitz (1838). — Bar­tjens beoefende ook de dichtkunst, maar met minder gelukkig gevolg.

< >