Bartjens, een onderwijzer, die in het begin der 17de eeuw eerst te Amsterdam en vervolgens te Zwolle (1637) aan het hoofd stond eener school, heeft zich een grooten naam verworven door een rekenboek, dat eene halve eeuw geleden nog veel in ons Vaderland werd gebruikt. Het is getiteld: “W. Bartjens Cijfferinge,1ste deel, waaruit men meest alle de grondtregelen van de Reeckenkonst leeren kan (op nieuw uitgegeven in 1648)” en voorzien van onderscheidene lofdichten en van het portret van den vervaardiger, toen 64 jaren oud.
Het tweede deel heet: “Cijfferinge, handelende van verscheyde regulen der Reeckenkonst, alle kooplieden noodich te weten,” en prijkt desgelijks met een portret, voorzien van een bijschrift van Vondel en van eenige lofdichten. Beide deelen zijn gedrukt te Zwolle door Geraert Bartjens in 1637.
Het eerste deel is verbeterd door Jan van Dam, en later door Joh. Bras en Dirk Dapper (Dordt, 1746). Voorts is het in 1761 uitgewerkt in 2 stukken in 4to en uitgegeven door H. Haanstra. Het tweede deel is in 1689 verbeterd door Jan de Groot, en in 1793 door den bekwamen A.B. Strabbe.
Van het rekenboek van Bartjens, dat ontelbare malen is herdrukt, zijn ook in deze eeuw nog nieuwe uitgaven verschenen, zooals van J. Puikers (1822), van G. Losz Peters (1825) en van P.K. Görlitz (1838). — Bartjens beoefende ook de dichtkunst, maar met minder gelukkig gevolg.