Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 12-01-2018

Auërbach

betekenis & definitie

Wij vermelden twee personen, die onder dezen naam bekend zijn, te weten:

Heinrich Auërbach, eigenlijk Strohmeijer of Stromer, hoogleeraar in de geneeskunde en Senator te Leipzig. Deze werd geboren in 1482 te Auërbach in de Pfalz en overleed in 1542. Hij heeft te Leipzig een groot huis gebouwd, hetwelk tijdens de markt tot magazijn van de kostbaarste handelswaren diende, en de daaraan verbonden kelder (Auërbachskeller) was volgens de sage het tooneel der tooverkunsten van Faust.

Berthold Auërbach, een uitstekend romanschrijver, die den 28sten Februarij 1812 in het dorpje Nordstetten in het Schwarzwald geboren werd. Hij is een zoon van Israëlietische ouders en bleef er, door een 10tal broeders en zusters omringd, tot aan zijn 12de jaar. Toen werd hij naar de Talmudschool te Heckingen gezonden. Hij ontving zijne verdere opleiding te Karlsruhe, aan het gymnasium te Stuttgart en aan de universiteit te Tübingen. Hier zou hij in de regten studéren; hij bepaalde zich echter tot de wijsbegeerte en begaf zich eerst naar München en vervolgens naar Heidelberg. De studentenvereenigingen waren in die dagen aan vele vervolgingen blootgesteld, en Auërbach moest geruimen tijd in de gevangenis doorbrengen.

Na het herkrijgen zijner vrijheid trad hij op als schrijver, en weldra verwierf hij grooten lof door de toelichting en vertaling der werken van Spinoza. Vervolgens schreef hij onderscheidene romans, terwijl eindelijk zijne “Schwarzwalder Dorfgeschichten (Mannheim, 1843)” hem een Européschen naam bezorgden. Steeds voortgaande met het uitgeven van romans en novellen, woonde hij bij afwisseling te Weimar, te Dresden, te Leipzig en te Berlijn, vond te Breslau eene vrouw en toefde met haar eerst in het zuiden van Duitschland en vervolgens geruimen tijd te Heidelberg. In den tijd der omwenteling (1848) leidde hij een eenzaam leven, waartoe huiselijke omstandigheden en vooral de ziekte en het overlijden zijner echtgenoot aanleiding gaven. Daarna toefde hij eerst te Weenen en vervolgens in een afgelegen dorp in den Harz, dat hij eerst met Dresden en toen met Berlijn verwisselde. Thans woont hij aan de Rijn, niet ver van Bonn. Onder zijne latere werken is vooral zijn roman “Auf der Höhe (Stuttgart, 1865)” merkwaardig; hierin is zoowel het dorps- als het hofleven op eene hoogst geestige en boeijende wijze voorgesteld. Ook “Das Landhaus am Rein” is met grooten bijval ontvangen. Eene tweede uitgave zijner gezamenlijke werken is in 1861 tot 1864 in 21 deelen verschenen.

< >