Amandel (amygdalus) is de naam van een plantengeslacht van de familie der steenvrucht-dragers (drupaceën), waartoe ook het pruimengeslacht met zijne verschillende soorten (abrikozen, pruimen, kersen, morellen enz.) behoort, en volgens anderen vormen de amandels eene afzonderlijke familie — die der amygdaleën.
Bij de amandel-gewassen vinden wij een klokvormigen, 5-spletigen kelk, 5 rondachtige bloembladen en een 30-tal meeldraden, op den kelkzoom ingeplant. De draadvormige stijl is eindelings en de steenvrucht heeft een veelal gegroefden en doorboorden steen, De soorten van dit geslacht zijn heesters of boomen en vele gelijken op wilgen. De gewone amandelboom (amygdalus communis L.) heeft lancetvormige, gezaagde bladen en roodachtig witte bloemen, die vóór de komst der bladen ontluiken. Zijne vruchten zijn langwerpig en hebben een droog vleesch, dat onregelmatig scheurt. Deze plant is uit Noord-Amerika of uit het Oosten afkomstig en wordt vooral in het zuiden van Europa gekweekt. In Algiers heeft men boschjes van amandelboomen. In Frankrijk onderscheidt men zoete en bittere amandelen en men verdeelt daarenboven de eerste in dunschalige, half-dunschalige, half-hardschalige, hardschalige, laatbloeijende hardschalige en gemeene hardschalige, en de bittere in zeer bittere en half bittere. Van al die soorten worden, vooral ten gerieve van de banketbakkers, jaarlijks tusschen de 2 en 3 millioen Ned. pond uit Frankrijk uitgevoerd.
Van den gewonen amandelboom geven wij eene afbeelding en wel een bloeijenden tak (a) en een tak met de vrucht (b), beide op 1/3de der natuurlijke grootte, een stuk van den kelk (c) ongeveer op de natuurlijke grootte, een helmknopje (d) van voren en van achteren (e), viermaal vergroot, een stamper (f ) op de dubbele grootte, de doorgesneden vrucht (g), de kern (h), de doorgesneden kern (i), het zaad (k), en het doorgesneden zaad (l), alles in natuurlijke grootte. — De dwergamandel (a. nana L.) wordt om zijne fraaije roode bloemen door velen aangekweekt.
Door scheikundig onderzoek is gebleken, dat de zoete en bittere amandelen wel niet in den aard der bestanddeelen, maar toch in de betrekkelijke hoeveelheid der bestanddeelen aanmerkelijk van elkander verschillen. De eersten bevatten betrekkelijk meer vette olie, de laatsten meer emulsine. De vette olie is de zoete amandel-olie, die door uitpersing verkregen wordt. De bittere amandelen leveren het vergiftige blaauwzuur door de werking der emulsine op de amygdaline onder toevoeging van water.
De geneeskunde bereidt van zoete amandelen onder toevoeging van suiker en water een verzachtenden drank, die bij een geringen graad van keelontsteking goede diensten bewijst. Zulk eene amandelmelk (emulsio) kan men ook bereiden van zoete amandel-olie en Arabische gom. Die drank is tevens zacht laxerend voor kinderen. Bittere amandels hebben eene verdoovende werking en worden wel eens tegen maagpijn, kinkhoest, aangezigtspijn enz. gebruikt.
Het meest echter komen de zoete amandels den banketbakker te pas. Amandelgebak, amandeltaart, amandel-crême enz. blijven doorgaans niet onaangeroerd op de tafel staan.