Deze geschiedt bij het aanleggen van sommige waterwerken, vooral bij het slatten of uitdiepen van kanalen. Door een dam of door twee dammen kan men de gemeenschap van het water in een gedeelte van het kanaal met het overige water verbreken, waarna het afgescheiden pand drooggemalen wordt. Men maakt dammen met strijk-of damplanken, schotbalken of beschoeijingen, en ook wel eenvoudig met aarde.
In vele gevallen komen kistdammen te pas, die uit twee rijen ingeheide en met elkander verbondene palen bestaan. De tusschenruimte tusschen die rijen, die althans 0.9 of 1 Ned. el van elkaar verwijderd zijn, vult men met vaste aarde, liefst met klei, welke digt in elkander wordt gestampt. In stroomende wateren geeft men aan den dam eene flaauwe ronding naar de zijde van den stroom, om hieraan beter weerstand te kunnen bieden. Voor afdammingen op groote schaal worden rijzen beddingen en zinkstukken gebruikt. Eene merkwaardige afdamming in ons Vaderland was onlangs die van de Oosterschelde ten behoeve van den Zeeuwschen spoorweg.