Kistdammen komen te pas als een werk onder water moet gefundeerd worden. Zij bestaan uit 2 rijen ingeheide palen, aan welke aan de binnenzijde gordingen — aan elke rij 2 — bevestigd worden, waartegen men regtopstaande damplanken plaatst, die er worden ingeheid terwijl zij zoo digt mogelijk aan elkander sluiten. Deze kist wordt daarna gevuld met besten kleigrond, die behoorlijk moet vastgestampt worden, zoodat er geen water kan doordringen, en nadat men ook de buitenzijden der rijen met sterke gordingen voorzien heeft, is de kistdam gereed. Zijn de damplanken te lang om te worden ingeheid, dan beschoeit men het bovenste gedeelte der wanden ook wel met horizontale planken.
Waar een kistdam aansluit aan een muur, moet men dezen gedeeltelijk uitbreken om een goed verband te bekomen. De afstand tusschen de rijen mag vooral niet te gering zijn. Het spreekt vanzelf, dat de dikte der palen enz. afhankelijk is van den aard van het werk. Zijn de kistdammen gereed, zoo kan men het daartusschen aanwezige water uitmalen.