Definities van Nederlandstalige WikiWoordenboek in de Ensie N
- nonchalanters
- nonchalants
- nonchalantst
- nonchalantste
- none
- nonen
- nonet
- nonetje
- nonetjes
- nonetten
- nonius
- noniussen
- nonkel
- nonkels
- nonkeltje
- nonkeltjes
- nonnen
- nonnenconvent
- nonnenklooster
- nonnenkloosters
- nonnenorde
- nonnenordes
- nonnenscholen
- nonnenschool
- nonnenschooltje
- nonnenschooltjes
- nonnensluier
- nonnensluiers
- nonnetje
- nonnetjes
- nonsens
- nood
- noodaggregaat
- noodaggregaatje
- noodaggregaatjes
- noodaggregaten
- noodde
- noodden
- nooddruft
- nooddruftig
- nooddruftige
- nooddruftiger
- nooddruftigere
- nooddruftigers
- nooddruftigs
- nooddruftigst
- nooddruftigste
- noodfonds
- noodfondsen
- noodfondsje
- noodfondsjes
- noodgang
- noodgangen
- noodgebouwen
- noodgebouwtje
- noodgebouwtjes
- noodgedwongen
- noodgeval
- noodgevallen
- noodgevalletje
- noodgevalletjes
- noodgreep
- noodgrepen
- noodhamer
- noodhamers
- noodhamertje
- noodhamertjes
- noodhulp
- noodhulpen
- noodhulpje
- noodhulpjes
- noodkap
- noodkappen
- noodkerk
- noodkerken
- noodkerkje
- noodkerkjes
- noodklok
- noodklokje
- noodklokjes
- noodklokken
- noodknop
- noodknoppen
- noodkoeling
- noodkrediet
- noodkredieten
- noodkreet
- noodkreetje
- noodkreetjes
- noodkreten
- noodlanding
- noodlandingen
- noodlandinkje
- noodlandinkjes
- noodlijdend
- noodlijdende
- noodlijdender
- noodlijdendere
- noodlijdenders
- noodlijdends
