Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Doofstom

betekenis & definitie

Allen weet je, wat doof zijn betekent. Wanneer bij iemand op lateren leeftijd het gehoor begint te verminderen en tenslotte zelfs helemaal verdwijnt, zodat hij geen enkel geluid uit de omgeving meer kan opvangen, dan zegt men, dat hij doof is.

Doofheid behoeft niet altijd te ontstaan door ouderdom; dikwijls kan ten gevolge van een ongeval iemand plotseling het gehoor verliezen. Wanneer een volwassen persoon doof wordt, dan wordt hij hierdoor natuurlijk niet tegelijkertijd stom.

Hij blijft gewoon doorspreken, al zal zijn stem, die hij zelf niet meer horen kan, enigszins anders van klank worden.

Maar erger wordt het, wanneer een kind, dat nog nauwelijks of helemaal niet heeft leren spreken, door een ongeval of een ziekte doof wordt, of wanneer een kind reeds bij de geboorte doof is. Zulke kinderen kunnen niet op de gewone manier leren spreken,want zij kunnen niet opnemen, wat er in hun omgeving wordt gesproken; men noemt ze doof-stom. Want hoewel er veelal niets aan hun spraakorgaan ontbreekt, zouden ze door hun doofheid hun leven lang stom moeten blijven, als... er niet door tal van toegewijde, opofferende mensen al het mogelijke was gedaan, om die arme, hulpeloze schepsels zoveel mogelijk bij te staan.

Vroeger ging het met de doofstommen ongeveer precies zo, als we van de blinden hebben verteld: zij werden beschouwd als idioten of als wezens, die door den duivel bezeten waren. Men wilde niet met hen omgaan; zelfs nog in den eersten tijd van ’t Christendom waren ze b.v. buiten de gemeenschap gesloten. Eerst heel langzaam aan drong het begrip tot de mensen door, dat de stomheid enkel een gevolg van hun doofheid was en begon men te proberen, de doofstommen te onderwijzen.

In het midden van de 17de eeuw schreef de Spanjaard Bonet een boek over de kunst, om doofstommen te leren spreken. Ook de Engelsman dr. John Wallis en de Zwitser Amman, die langen tijd te Amsterdam woonde, wijdden zich aan het doofstommenonderwijs, dat echter maar aan enkelen werd gegeven.

In 1760 werd door den Fransen geestelijke Charles Michel de l’Epée de eerste inrichting voor doofstommen-onderricht geopend, waaraan hij zijn gehele vermogen opofferde. Deze man heeft ontzaggelijk veel voor de doofstommen gedaan. Door zijn voorbeeld aangespoord, deden vele anderen hetzelfde, zodat langzamerhand in alle beschaafde landen van de wereld scholen voor doofstommen werden opgericht. Thans heeft men in Europa ongeveer 420 van deze inrichtingen.

De Nederlandse doofstommen hebben veel te danken aan Henri Daniël Guyot, die in 1785 in ons land begonnen is twee doofstommen les te geven en door wiens toedoen in 1790 het Instituut voor doofstommen te Groningen werd opgericht, dat nog altijd bestaat.

Behalve deze inrichting bestaan in ons land nog het Katholieke instituut voor doofstommen te St. Michielsgestel, de Inrichting voor doofstommenonderwijs te Rotterdam, het gesticht van de Christelijke vereniging „Effatha” te Voorburg en een doofstommenschool te Amsterdam, waaraan ook een voorbereidende klas is verbonden, opdat zo jong mogelijk met het onderwijs zou kunnen worden begonnen.

Je begrijpt onmiddellijk, dat het onderwijs aan doofstommen ontzaggelijke moeilijkheden en bezwaren met zich brengt en dat er groot geduld voor vereist wordt.

Op allerlei manieren tracht de onderwijzer den kinderen te leren spreken, waarbij hij goed moet opletten, dat de klanken op de juiste manier worden gevormd. Soms wordt hierbij de zuivere spreekmethode toegepast. De onderwijzer doet het uitspreken van een klank herhaaldelijk voor en het kind ziet aan den stand van den mond en voelt aan de trilling van het strottenhoofd, hoe het dezen klank, dien het zelf niet horen kan, moet nabootsen.

Vroeger werd ook wel gebruik gemaakt van de gebarentaal, welke de doofstommen zich soms verbazend vlug eigen maken. Het bezwaar hiervan is echter, dat de doofstommen met hun vingertaal een wereldje op zichzelf vormen en moeilijk met horenden kunnen spreken. De moderne doofstommenscholen hebben dan ook met de gebarentaal niet veel op, het is zelfs den leerlingen uitdrukkelijk verboden daarvan gebruik te maken; zij leren den doofstommen kinderen vooral de woorden van de lippen te lezen.

Een enkele maal komt het voor, dat een kind doofstom en tegelijkertijd blind is en dan is het er natuurlijk in zijn totale duisternis en stilte nog veel erger aan toe. Toch is het een enkele maal gelukt een doofstomme en tevens blinde heel wat te leren. De gevallen van de Amerikaanse meisjes Laura Bridgman en Helen Keiler — zie: Keiler — welke laatste zelfs studente werd, zijn hiervan wel treffende bewijzen.

< >