noemt men het innemen van kolen door stoomschepen. Bunker toch is de naam voor de ruimte in de boot, waar de kolen opgeborgen worden en zodoende heeft men voor ’t innemen van kolen het werkwoord bunkeren bedacht.
Het bunkeren is een vies werkje; wanneer een schip gebunkerd heeft, ziet het zwart van het kolengruis en er is dan weer heel wat werk voor nodig, om het netjes schoon te krijgen. Het is onder andere daarom, dat men er in de laatste jaren dan ook toe over gaat, geen stoomschepen meer voor de passagiersdiensten aan te bouwen, maar motorschepen. De motoren worden met ruwe olie gestookt en deze geeft bij het innemen helemaal geen rommel. De last, die de passagiers van het kolengruis bij het bunkeren en van den zwarten rook van steenkolen tijdens de vaart hadden, is nu voorbij. Maar de vrachtschepen zijn nog meest stoomschepen en die hebben nog steeds kolen nodig. Vroeger was het kolen-innemen gewoonlijk handwerk. Doch later is men daarvoor fantastische machines gaan maken, die, op speciale schepen opgesteld, het werk van het bunkeren beter en vlugger doen, dan vroeger met handenarbeid mogelijk was. De mooie kleuren-plaat naar een schilderwerk van den bekenden schilder J. H. van Mastenbroek, die wij hier hebben opgenomen, laat ons zo’n bunkermachine in de Rotterdamse’ haven te midden van de kleurige havendrukte zien.