duitsch liederdichter, in 1794 te Dessau geb., wijdde zich aan de studie der oud-duitsche taal en letterkunde. Hij overl. in 1827.
Tot zijn beste gedichten behooren Lieder der Griechen (5 afl. 1821—24) en Lyrische Spaziergänge (1827). Vele zijner gedichten zijn op muziek gebracht. Op het gebied van de kritiek en de geschiedenis der letterkunde gaf hij, behalve vele stukken in tijdschriften en in de Encyclopaedie van Ersch en Gruber, de Homerische Vorschule (2de uitg. 1836). Zijn Vermischte Schriften werden in 5 dln. in 1830 uitgegeven; zijn Gedichte in 2 dln. in 1837 (4de uitg. 1858).
