in 1812 te Holzminden geb., werd in 1845 hoogleeraar in de duitsche letterkunde en taal te Göttingen. Yan zijn wetenschappelijken arbeid zijn vooral vermeldenswaardig: Versuch einer mytholog.
Erklärung der Nibelungensage (Berl. 1841), Geschichte und System der altdeutschen Religion (Gött. 1844) en TJeber die Lieder von den Nibelungen (Gött. 1845). Bovenal echter maakte M. zich verdienstelijk door zijn werkzaamheid voor het Mittelhochdeutsche Wörterbuch, van hetwelk hij het eerste (Leipz. 1854) en derde deel (1851) en de tweede afdeeling van het tweede deel (1862—67) bewerkte. Hij overl. 3 Jan. 1890.