bn. bw. (-er. -st), niet volledig: ziedaar een hoogst onvolledig en oppervlakkig bericht; (nat. hist.) onvolledige gedaanteverwisseling, onvolkomen;
— (spr.) een onvolledige zin, waaruit eenig noodzakelijk bestanddeel is weggelaten, elliptisch. ONVOLLEDIGHEID, v.