Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie W
- WEGTIMMEREN
- WEGTOOVEREN
- WEGTORSEN
- WEGTRAPPEN
- WEGTREDEN
- WEGTREKKEN
- WEGTREUREN
- WEGTRIPPELEN
- WEGTROONEN
- WEGVAGEN
- WEGVALLEN
- WEGVANGEN
- WEGVAREN
- WEGVEGEN
- WEGVENEN
- WEGVIJLEN
- WEGVISSCHEN
- WEGVLIEDEN
- WEGVLIEGEN
- WEGVLIETEN
- WEGVLOEIEN
- WEGVLOEKEN
- WEGVLOTTEN
- WEGVOEREN
- WEGVRETEN
- WEGWAAIEN
- WEGWACHTER
- WEGWANDELEN
- WEGWASSCHEN
- WEGWEDSTRIJD
- WEGWENSCHEN
- WEGWENTELEN
- WEGWERKEN
- WEGWERKER
- WEGWERPEN
- WEGWERPSEL
- WEGWIJKEN
- WEGWIJS
- WEGWIJZER
- WEGWILLEN
- WEGWINDEN
- WEGWIPPEN
- WEGWISSCHEN
- WEGWRIJVEN
- WEGZAGEN
- WEGZAKKEN
- WEGZEILEN
- WEGZENDEN
- WEGZETTEN
- WEGZEVEN
- WEGZIFTEN
- WEGZIJDE
- WEGZIJGEN
- WEGZINKEN
- WEGZWEMMEN
- WEGZWERVEN
- WEGZWEVEN
- Wei
- WEI(DE)VELD
- WEI(DE)VELD
- WEIACHTIG
- WEIBOER
- Weide
- WEIDEBLOEM
- WEIDEGELD
- WEIDEN
- WEIDENBOUW
- WEIDENERTS
- WEIDEPAD
- WEIDER
- WEIDERECHT
- WEIDERIJ
- WEIDEWOND
- WEIDMAN
- WEIDSCH
- WEIDSPEL
- WEIFELAAR
- WEIFELACHTIG
- WEIFELEN
- WEIFELIG
- WEIFELMOEDIG
- WEIFELWILLIG
- WEIGELD
- WEIGERAAR
- WEIGERACHTIG
- WEIGEREN
- WEIGERIG, bn. weigerachtig.
- WEIGROEN
- WEIKAAS
- WEILAM
- WEILAND
- WEIMAN
- WEINIG
- WEIPERS
- WEISCHUIT
- WEISPEL
- WEIT
- WEITAKKER
- WEITASCH
- WEITEBLOEM
