Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie G
- Groffelen
- Groffelsnagel
- Grofgebouwd
- Grofheid
- Grofijzer
- Grofkorrelig
- Groflijk
- Grofmeel
- Grofte
- Groftiend
- Grog
- Grol
- Grollen
- Grollenmaker
- Grollig
- Grolpot
- Grom
- Grombaard
- Grommelen
- Grommelig
- Grommen
- Grommer
- Grommig
- Grompartij
- Grompot
- Grond
- Grondachtig
- Grondader
- Grondbeginsel
- Grondbegrip
- Grondbelasting
- Grondbeschouwing
- Grondbezit
- Grondboek
- Gronddicht
- Gronddraad
- Gronddruk
- Grondduiker
- Grondeeren
- Grondeigenaar
- Grondeigenschap
- Grondel
- Grondeling
- Grondeloos
- Gronden
- Gronderf
- Gronderig
- Grondfiltratie
- Grondgat
- Grondgebied
- Grondgedachte
- Grondgewas
- Grondheer
- Grondhoek
- Grondhoorig
- Grondhout
- Grondhouw
- Grondhuur
- Grondig
- Grondijs
- Grondkap
- Grondkeerend
- Grondkleur
- Grondkracht
- Grondkrediet
- Grondkwekwe
- Grondlaag
- Grondlasten
- Grondleerstuk
- Grondlegger
- Grondlijn
- Grondlood
- Grondlucht
- Grondmal
- Grondmijn
- Grondmuur
- Grondnoot
- Grondonderzoek
- Grondoorzaak
- Grondpaal
- Grondpapier
- Grondpeilwezen
- Grondpein
- Grondpijler
- Grondplaat
- Grondprijs
- Grondpunt
- Grondrecht
- Grondregel
- Grondrente
- Grondroerder
- Grondroeren
- Grondsap
- Grondschaaf
- Grondscharing
- Grondschot
- Grondschuif
- Grondslag
- Grondsloof
- Grondsoort
