Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie D
- Decade
- Decadent
- Decadentenliteratuur
- Decadentie
- Decagram
- Decalcomanie
- Decalogus
- Decalqueeren
- Decameter
- Decampeeren
- Decanaat
- Decanie
- Decanteeren
- Decapitatie
- Decatiseeren
- December
- Decembristen
- Decemvir
- Decennium
- Decent
- Decentie
- Decentraliseeren
- Décharge
- Dechargeeren
- Decher
- Deci
- Decideeren
- Decigram
- Decimaal
- Decimaalbalans
- Decimaalteken
- Decimatie
- Décime
- Decimeeren
- Decimeter
- Decimole
- Decisie
- Decisief
- Declamatie
- Declamator
- Declamatorium
- Declamatrice
- Declameeren
- Declarant
- Declaratie
- Declaratoir
- Declareeren
- Declinatie
- Declinatiecirkel
- Declinatorium
- Declineeren
- Decoct
- Decolleté
- Decolleteeren
- Decor
- Decorateur
- Decoratie
- Decoratief
- Decoratieschilder
- Decoreeren
- Decorum
- Decreet
- Decrescendeeren
- Decrescendo
- Decretalen
- Decreteeren
- Deder
- Dedicatie
- Dedrometer
- Deduceeren
- Deductie
- Deeg
- Deegachtig
- Deegbak
- Deegbal
- Deeghouw
- Deegklomp
- Deel
- Deelachtig
- Deelbaar
- Deeldeur
- Deeleman(kar)
- Deelen
- Deeler
- Deelgenoot
- Deelgereedschap
- Deelhebber
- Deeling
- Deellijn
- Deelnemen
- Deelnemend
- Deelnemer
- Deels
- Deelschijf
- Deeltal
- Deeltitel
- Deelwoord
- Deemoed
- Deemoedig
- Deemoedige
