Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie A
- ALGEWELDENAAR
- ALGIERS
- ALGODENDOM
- ALGODERIJ
- ALGOED
- ALGOEDE
- ALGOEDERTIEREN
- ALGOEDHEID
- ALGUAZIL
- ALHAAST
- ALHAMBRA
- ALHEEL
- ALHEID
- ALHEILIG
- ALHEILIGE
- ALHIDADE
- ALHIER
- ALHOEWEL
- ALHOOG
- ALHOOGE
- Alias
- ALIBI
- ALIËNABEL
- ALIËNATIE
- ALIËNEEREN
- ALIGNEEREN
- ALIGNEMENT
- ALIKAS
- ALIKRUIK
- ALIKRUIKSPOËET
- ALIMENTATIE
- ALIMENTEEREN
- ALINEA
- ALIQUOTPIANO
- ALIQUOTTONEN
- ALIZARINE
- ALIZARINE-INKT
- ALK
- Alkali
- ALKANNA
- ALKERMES
- ALKOHOL
- ALKOOF
- ALKORAN
- ALL RIGHT
- ALLAH
- ALLANTOTOXICON
- ALLE
- ALLEBEIDE
- ALLEBOT
- ALLEDAAGSCH
- ALLEDAAGSCHHEID
- ALLEE
- Alleen
- ALLEENBLIJVEN
- ALLEENHANDEL
- ALLEENHEERSCHAPPIJ
- ALLEENHEERSCHER
- ALLEENHEID
- ALLEENIG
- ALLEENLATEN
- ALLEENLIJK
- ALLEENS
- ALLEENSPRAAK
- ALLEENSTAAN
- ALLEENSTAAND
- ALLEENVERKOOP
- ALLEENWIJS
- ALLEENZALIGMAKEND
- ALLEENZITTEN
- ALLEGAAR
- ALLEGAARTJE
- ALLEGAAT
- ALLEGATIE
- ALLEGEEREN
- ALLEGORIE
- ALLEGORISCH
- ALLEGORISEEREN
- ALLEGORISME
- ALLEGRAMENTE
- ALLEGRETTINO
- ALLEGRETTO
- ALLEGRO
- ALLEHENS
- ALLEMAAL
- ALLEMAN
- ALLEMANDE
- ALLEMANSEND
- ALLEMANSGADING
- ALLEMANSGEK
- ALLEMANSHOER
- ALLEMANSKIESRECHT
- ALLEMANSVERDRIET
- ALLEMANSVRIEND
- ALLEMANSZOT
- ALLENGS
- ALLENGSKENS
- ALLENTHALVE
- ALLER
- ALLERBEST
