Allerbest bn. en bw. in de hoogste mate goed zijne allerbeste vrouw;
— wij zijn allerbeste vrienden, op de innigste wijze met elkaar bevriend;
— allerbest, maar gij kunt u vergissen, toegestemd;
— op zijn allerbest zijn, in zijne beste plunje;
— op zijn allerbest (genomen) kan hij lezen en schrijven.