bn.,
1. van Luther: de Lutherse Kerk; de Lutherse bijbel;
2. behorend tot de Kerk van Luther, het Lutherse kerkgenootschap ; — (fig., gemeenz.) hij wordt Luthers als je daarover spreekt, boos, kwaad; —(Zuidn.) hij hield zich (dood) Luthers, dood onschuldig ; — zelfst.: de Luthersen, de Lutheranen ; een Lutherse, vrouw die tot de Lutherse Kerk behoort.