Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie O
- Optoetsen
- Optomen
- Optometer
- Optooien
- Optooiing
- Optooisel
- Optoppen
- Optornen
- Optotype
- Optransformeren
- Optrede
- Optreden
- Optreding
- Optrek
- Optrekbrug
- Optrekhaak
- Optrekje
- Optrekken
- Optrekker
- Optrekking
- Optrekkwast
- Optreklaag
- Optrekmachine
- Optrektoestel
- Optrippelen
- Optroeven
- Optrommelen
- Optuieren
- Optuigen
- Optuiger
- Optuiging
- Opulent
- Opulentie
- Opuntia
- Opus
- Opusculum
- Opvaart
- Opvallen
- Opvallend
- Opvangen
- Opvangvork
- Opvaren
- Opvarend
- Opvarende
- Opvarendheid
- Opvatten
- Opvatting
- Opveegsel
- Opvegen
- Opveilen
- Opveiling
- Opveren
- Opverven
- Opverving
- Opvieren
- Opvijlen
- Opvijzelaar
- Opvijzelen
- Opvijzeling
- Opvijzen
- Opvissen
- Opvlammen
- Opvlassen
- Opvlechten
- Opvliegen
- Opvliegend
- Opvliegendheid
- Opvlijen
- Opvlijmen
- Opvlijming
- Opvloeien
- Opvloeken
- Opvoeden
- Opvoeder
- Opvoeding
- Opvoedingsgesticht
- Opvoedingskunst
- Opvoedingsmethode
- Opvoedingsmiddel
- Opvoedingsstelsel
- Opvoedkunde
- Opvoedkundig
- Opvoedkundige
- Opvoedster
- Opvoegen
- Opvoer hoogte
- Opvoeren
- Opvoering
- Opvolgen
- Opvolgend
- Opvolger
- Opvolging
- Opvolgingsrecht
- Opvolgster
- Opvorderbaar
- Opvorderen
- Opvorering
- Opvouwbaar
- Opvouwen
- Opvragen