Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie I
- Interpellant
- Interpellatie
- Interpelleren
- Interpolatie
- Interpoleren
- Interponeren
- Interpositie
- Interpretatie
- Interpreteren
- Interpretering
- Interpunctie
- Interpunctieeer
- Interpunctiesysteem
- Interpungeren, interpuncteren
- Interregnum
- Interrogatie
- Interrogatief
- Interrogatoria captiosa
- Interrogeren
- Interromperen
- Interruptie
- Interruptor
- Intersectie
- Intersexualiteit
- Intersiek
- Interstellair
- Interstitieel
- Interval
- Interven iënt
- Interveniëren
- Interveniërend
- Interventie
- Interversie
- Interview
- Interviewer
- Intestaat
- Inteugelen
- Inteugeling
- Intiem
- Intijds
- Intikken
- Intillen
- Intimatie
- Intimidatie
- Intimideren
- Intimiteit
- Intimmeren
- Intimus
- Intitulé
- Into each life some rain must fall
- Intocht
- Intolerabel
- Intolerant
- Intolerantie
- Intomen
- Intoming
- Intonatie
- Intoneerijzer
- Intoneermes
- Intoneren
- Intonnen
- Intoveren
- Intoxicatie
- Intra
- Intra fortunam quisque debet manere suam
- Intra muros
- Intra parietes privatos
- Intraden
- Intramoleculair
- Intransigent
- Intransitief
- Intrappen
- Intraveneus
- Intrede
- Intreden
- Intreegeld
- Intreekaartje
- Intreepreek
- Intreerede
- Intrek
- Intrekken
- Intrekking
- Intrepiditeit
- Intricaat
- Intrigant
- Intrigante
- Intrige
- Intrige-stuk
- Intrigeren
- Intrinsiek
- Intrmusculair
- Introducé
- Introducéren
- Introductie
- Introductiebewijs
- Introductiebiljet
- Introductiebrief
- Introductief
- Introductiekaart
- Introite, nam et hic dii sunt
