(<Fr.), bn. bw. (-er, -st),
1. diep in iem.’s binnenste gelegen, innig: zijn intiemste gedachten blootleggen ;
2. vertrouwelijk, van strikt persoonlijke aard : een intiem gesprek; iets intiems, iets van vertrouwelijke aard; — een intiem dinertje, huiselijk, van vertrouwde personen ; — gezellig, knus : een intiem hoekje ; — iemands intieme leven, zijn privaat leven; — intiem met iem. zijn, zeer vertrouwelijk (ook in toepassing op sexueel verkeer); — intieme vrienden, boezemvrienden; ook zelfst.: iem’s intieme.