Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie I
- Instructiebattereij
- Instructiecompagnie
- Instructief
- Instructieschip
- Instrueren
- Instrument
- Instrumentaal
- Instrumentair
- Instrumentalis
- Instrumentarium
- Instrumentatie
- Instrumentenbord
- Instrumentendoos
- Instrumentenfabriek
- Instrumentenkast
- Instrumentenkist
- Instrumentenkoker
- Instrumententas
- Instrumentenwinkel
- Instrumenteren
- Instrumentering
- Instrumentist
- Instrumentje
- Instrumentmaker
- Instrumentmakersschool
- Instuderen
- Instudering
- Instuiken
- Instuiven
- Instulpen
- Instulping
- Insturen
- Instuwen
- Instuwing
- Insubordinatie
- Insuffisant
- Insuikeren
- Insukkelen
- Insulair
- Insulinde
- Insuline
- Insulineinjectie
- Insult
- Insultatie
- Insulteren
- Insurgent
- Insurrectie
- Insussen
- Int egendeel
- Int., intr
- Intact
- Intacta invidia media sunt
- Intactheid
- Intaglio
- Intanden
- Intanding
- Intang
- Intappen
- Intarsia
- Intast
- Inteelt
- Integer
- Integer vitae scelerisque purus
- Integraal
- Integraalrekening
- Integrant
- Integratie
- Integreren
- Integriteit
- Integros haurire fontes
- Integument
- Intekenaar
- Intekenbiljet
- Intekenen
- Intekening
- Intekenlijst
- Intekenprijs
- Intellect
- Intellectualisme
- Intellectualist
- Intellectualistisch
- Intellectualiter
- Intellectueel
- Intellegenti pauca
- Intelligent
- Intelligentie
- Intelligentie onderzoek
- Intelligentie test
- Intelligentsia
- Intelligibel
- Intempestief
- Intendance
- Intendanceofficier
- Intendant
- Intenderen
- Intendit
- Intens
- Intensie
- Intensief
- Intensiteit
