Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Interval

betekenis & definitie

(<Fr.-Lat.), o. (-len),

1. gaping, opening; tussenruimte of tussentijd tussen opeenvolgende delen van een meerledig geheel; — in ’t bijz. (muz.) afstand tussen twee tonen, toonverhouding;
2. (gew., volkst.) storend, ongewenst, onverwacht voorval.

< >