Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie D
- Dieplood
- Diepploeg
- Diepploegen
- Diepsel
- Diepspitten
- Dieptank
- Diepte
- Dieptecijfer
- Dieptekaart
- Dieptelijn
- Dieptemeter
- Dieptemeting
- Dieptepsychologie
- Diepteregelaar
- Diepvoren
- Diepzee-expeditie
- Diepzeefauna
- Diepzeeonderzoek
- Diepzeepeiling
- Diepzinnig
- Diepzinnigheid
- Dier, beest
- Dier, duur
- Dierage
- Dierbaar
- Dierbaarheid
- Dierenaanbidder
- Dierenaanbidding
- Dierenaard
- Dierenarts
- Dierenasyl
- Dierenbeschermer
- Dierenbescherming
- Dierenbeschrijver
- Dierenbeschrijving
- Dierenepos
- Dierenfabel
- Dierengeneeskunde
- Dierengeografie
- Dierengevecht
- Dierenhuid
- Dierenkenner
- Dierenkweller
- Dierenleven
- Dierenmeel
- Dierenmishandeling
- Dierennaam
- Dierenoffer
- Dierenpark
- Dierenplaag
- Dierenplager
- Dierenriem
- Dierenrijk
- Dierensage
- Dierenschilder
- Dierensprookje
- Dierenstuk
- Dierensymboliek
- Dierentemmer
- Dierentemster
- Dierentent
- Dierentuin
- Dierenverering
- Dierenverhaal
- Dierenverstand
- Dierenvertelsel
- Dierenvriend
- Dierenwereld
- Dierenziekte
- Dierevel
- Diereziel
- Diergaarde
- Diergaardehek
- Diergelijk
- Dierhalve
- Dierkoop
- Dierkunde
- Dierkundeboek
- Dierkundeleraar
- Dierkundeles
- Dierkundig
- Dierkundige
- Dierlijk
- Dierlijkheid
- Diermeel
- Diermens
- Diersoort
- Dierte
- Diertje
- Dies ater
- Dies diem docet
- Dies non
- Dies, van die
- Diese schöne stunde bleibt mir ewig unvergesslich
- Diesel
- Dieselelectrisch
- Dieselmotor
- Dieselolie
- Dieseltrein
- Diesfeesten