Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie R
- Ruimelijk
- Ruimen
- Ruimer
- Ruimijzer
- Ruiming
- Ruimkar
- Ruimkraan
- Ruimkuip
- Ruimnaald
- Ruimpen
- Ruimpin
- Ruimpomp
- Ruimrecht
- Ruimschoots
- Ruimsgast
- Ruimte
- Ruimtebepaling
- Ruimtebesparing
- Ruimteeenheid
- Ruimtekening
- Ruimtekromme
- Ruimtekunst
- Ruimtemaat
- Ruimtemeter
- Ruimterooster
- Ruimteuitgebreidheid
- Ruimteverdeling
- Ruimteverhouding
- Ruimtevoorstelling
- Ruimtevrees
- Ruimtewerking
- Ruimwater
- Ruin
- Ruïne
- Ruinen
- Ruïneren
- Ruïneus
- Ruip
- Ruis
- Ruisbezie
- Ruiselen
- Ruisen
- Ruisgeel
- Ruishoorn, ruishoren
- Ruising
- Ruisingsgeluid
- Ruispijp
- Ruisriet
- Ruisvoorn, ruisvoren
- Ruit
- Ruit alta a culmine troja
- Ruit hora
- Ruit, ruite, ruide
- Ruitachtigen
- Ruitdak
- Ruiteblad
- Ruiten
- Ruitenbreker
- Ruitenbrekerij
- Ruitengewelf
- Ruitenlood
- Ruitenstelsel
- Ruitentikken
- Ruitentikker
- Ruitenveger
- Ruitenwisser
- Ruiter
- Ruiteraanval
- Ruiterbeentje
- Ruiterbende
- Ruiterdrom
- Ruiteren
- Ruiterfeest
- Ruitergeld
- Ruitergevecht
- Ruitergewicht
- Ruiterij
- Ruiterijaanval
- Ruiterijpaard
- Ruiterkruid
- Ruiterlans
- Ruiterlat
- Ruiterlied
- Ruiterliedje
- Ruiterlijk
- Ruiterlijkheid
- Ruitermacht
- Ruitermantel
- Ruiterpaar
- Ruiterpad
- Ruiterpil
- Ruiterpistool
- Ruiterplank
- Ruitersabel
- Ruiterschaar
- Ruitersport
- Ruiterstandbeeld
- Ruiterstoet
- Ruiterstukje
- Ruitertje
