Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie M
- Maanschemering
- Maanschijf
- Maansgetij
- Maansteen
- Maanstreng
- Maanstuk
- Maansverduistering
- Maantabellen
- Maantafels
- Maantijd
- Maantje
- Maantop
- Maanvaren
- Maanvereffening
- Maanvergelijking
- Maanverwisseling
- Maanvink
- Maanvis
- Maanvlek
- Maanvloed
- Maanvogeltje
- Maanvormig
- Maanvuur
- Maanwijzer
- Maanzaad
- Maanzaadkoek
- Maanzaadolie
- Maanzee
- Maanziek
- Maanziekte
- Maanzuchtig
- Maar
- Maars
- Maarschalk
- Maarschalkschap
- Maarschalksstaf
- Maart
- Maarte
- Maartegerst
- Maarten
- Maartensvogel
- Maartensvogeltje
- Maarts
- Maas
- Maasbal
- Maasbalk
- Maasdak
- Maasdiluvium
- Maasgat
- Maasgrint
- Maashout
- Maaskalk
- Maaskei
- Maaskiezel
- Maasknoop
- Maasnaald
- Maasriet
- Maasschip
- Maasschipper
- Maasstad
- Maassteen
- Maaswater
- Maaswijdte
- Maat
- Maatanalyse
- Maatbak
- Maatbroek
- Maatcijfer
- Maatdeel
- Maateenheid
- Maatfles
- Maatgeluid
- Maatgevend
- Maatgever
- Maatgevoel
- Maatgezang
- Maatglas
- Maatgoed
- Maathemd
- Maathouden
- Maathoudend
- Maathouder
- Maathout
- Maatje
- Maatjesharing
- Maatkan
- Maatklank
- Maatkleding
- Maatkolf
- Maatland
- Maatlast
- Maatlat
- Maatlijn
- Maatlint
- Maatloos
- Maatmeter
- Maatpeer
- Maatregel
- Maatring
- Maatrol
