(Fr.: cintrer, courber; Du.: biegen, krümmen; Eng.: to bend), techniek op het gebied van spaanloos omvormen waarbij metalen platen, buizen enz. en ook hout verbogen worden met als doel een blijvende vormverandering. Het begrip buigen is moeilijk scherp te definiëren en bovendien is het gebied waarin een bepaalde buigmethode begint en ophoudt, moeilijk af te bakenen.
In Nederland neemt men voor de indeling het gereedschap en de beweging daarvan als uitgangspunt; de vijf hoofdgroepen zijn zwenk-, rol-, wikkel-, pers- en trekbuigen; in Duitsland gaat men uit van de soort optredende spanning: trek-, druk-, rek-, stuik- en wringingsspanning of combinaties daarvan; in Frankrijk deelt men het buigen per branche in: blikemballage- en vatenfabricage, ketel-, apparaten-, scheeps-, vliegtuigbouw enz.Zwenkbuigen.
Dit kan zowel bij staf-, draad- en profielmateriaal als bij buis worden toegepast. Band- en plaatmateriaal nemen hierbij een belangrijke plaats in. Er zijn twee manieren van zwenkbuigen: strijkend en afrollend; het eerste geschiedt met een zetbank, het tweede met een tangentiële buigmachine. Tussenvormen van deze machines zijn omslag-, dubbelzet- en dribbelzetbanken. Strip- en plaatstaal kunnen scherp worden gebogen met een zwenkbuigapparaat dat met een hefboom met de hand wordt bediend. Onder scherp buigen wordt verstaan: buigen met de kleinst mogelijke straal; de meeste metalen kunnen het ondergaan van een buigstraal van eenmaal de dikte goed verdragen. Wanneer het rekpercentage laag en een kleine buigstraal noodzakelijk is, moet de buigzone tijdens het buigen worden verhit.
Rolbuigen.
Hieronder ressorteren alle buigbewerkingen die door twee of meer ronde gereedschappen tot stand worden gebracht. Deze bewerkingen zijn: rondbuigen van plaat en van profiel, alsmede het vormen van felskanten. Door onjuist woordgebruik wordt rondbuigen vaak aangeduid met walsen en de daarvoor gebruikte machines als platenwalsen; de juiste uitdrukking is rondbuigmachines voor plaat of profiel (zie voorts NEN 5454). De toepassingen en uitvoeringsvormen van rolbuigmachines lopen sterk uiteen. Zo onderscheidt men de eenvoudige rondbuigmachine, hoepelbuiger, rompenbuiger, voormachine, rolzetbank, rolrichtmachine en de rolvormmachine.
Wikkelbuigen.
Hiervoor wordt op een wikkelbuigmachine het materiaal rondom een doorn getrokken en recht of schroefvormig tot een cilindrische vorm gestuwd. Het kraalvormen, het maken van een kraalrand aan dunne plaat, geschiedt met een kraalvormmachine die is voorzien van een dunne as met een langssleuf waarin een plaatrand past. Aan een van de aseinden is een slinger bevestigd. Nadat de plaatrand is ingestoken, wordt aan de slinger gedraaid totdat de kraalrand is gevormd, waarna het werkstuk zijdelings wordt uitgeschoven. Kraalranden aan o.a. dakgoten worden op deze wijze gevormd. Het maken van afgeronde vierkante busrompen enz. geschiedt met een rompenwikkelmachine. Slechts plaat en band tot 0,5 mm dik komen voor deze bewerking in aanmerking. Wikkelbuigen geschiedt ook langs of om een doorn, kern of sjabloon die op een draaitafel is gemonteerd. De eenvoudigste vorm van wikkelbuigen treft men aan bij betonstaalbuigmachines.
Persbuigen.
Hieronder verstaat men buigbewerkingen zowel van plaat als van pijp die door een pers of met persgereedschappen tot stand komen. Met een kantpers kan een aanzienlijk aantal persbuigbewerkingen worden verricht. Men maakt van persbuigen o.a. gebruik bij het zadelbuigen en het matrijsbuigen van plaat.