Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

imperator

betekenis & definitie

[Lat.], m. (-es, -en, -s), (Romeinse geschiedenis) oorspronkelijk hij die het opperbevel had; m.n. als titel aan zegevierende veldheren gegeven wanneer zij hun intocht in Rome deden.

(e) Imperator was bij de Romeinen de titel voor ieder die bekleed was met →imperium, in het bijzonder de opperbevelhebber van het leger te velde. Later (sedert 209 v.C.) werd hij als eretitel gevoerd, wanneer de veldheer na een behaalde overwinning door de troepen als imperator was uitgeroepen. De van oorsprong religieuze titel (vgl. Iuppiter imperator) werd slechts zo lang behouden als de veldheer het imperium bezat. Nadat de titel door de Senaat aan Iulius Caesar was verleend, werd hij eveneens door Octavianus (keizer Augustus), Vespasianus en volgende keizers aangenomen en ter aanduiding van de keizerlijke macht vóór alle andere titels en namen als praenomen geplaatst. Zo werd imperator in de na-Romeinse tijd de gebruikelijke titel voor keizer (Fr. empereur, Eng. emperor).

LiTT. R.Combès, Imperator (1966).

< >