v. (-en), aantasting van de hartwand.
(e) Hartaandoeningen kunnen alle drie lagen van de hartwand (→hart, bloeden lymfvatenstelsel) afzonderlijk of tegelijk treffen. Is het dunne binnenblad (endocard) ontstoken, dan spreekt men van →endocarditis. Hiernaast komen nog voor: het →hartklepgebrek, het →hartblok, en het →boezemfladderen. De laatste twee zijn vormen van aritmie. De paroxysmale tachycardie (het aanvalsgewijze hartjagen) is een plotseling optredende hartfunctiestoornis, waarbij het hartritme een zo hoge frequentie bereikt dat een effectieve hartwerking vrijwel uitgesloten is. Merkwaardig is dat men deze, vaak als hoogst onaangenaam ondervonden aanvallen, soms kan couperen door druk op de oogbollen of op de streek van het carotislichaam.
Lukt dit niet, dan zijn de aanvallen meestal wel met medicijnen te beïnvloeden, of anders door →cardioversie. Soms neemt men, in hardnekkige gevallen, zijn toevlucht tot een →pacemaker.
Zeer uiteenlopende geleidingsstoornissen kunnen zich voordoen bij het →hartinfarct (een aandoening van de hartspier, het myocardium). Zuurstofgebrek van de hartspier leidt tot →necrose, de zgn. ischemische necrose, waarvoor men het verkeerde woord →infarct is gaan gebruiken. Een hartinfarct kan zich ook voordoen bij mensen met een gaaf coronairsysteem, maar met een hartspier vol bindweefsel. Nooit heeft zich bij deze patiënten een klinisch duidelijk infarct voorgedaan, maar wel hadden zij vaak -vangina pectoris. Een aanval van angina pectoris is te beschouwen als een microhartinfarct. Medicamenteus is vooralsnog weinig te doen aan de genezing van een hartinfarct.
Andere hartspierziekten zijn de →myocarditis, en de →myocardiopathie (een in West-Afrika endemische maar incidenteel overal ter wereld voorkomende degeneratieve ziekte van de hartspier).
Als een hartspieraandoening kan men tenslotte beschouwen het door overbelasting ontstane →cor pulmonale, optredend bij chronische longen luchtweggebreken.
Vaak beginnen de klachten met nycturie (s nachts grotere urineproduktie dan overdag), soms ook met onverklaarbare moeheid, vaak met kortademigheid bij inspanning (traplopen), in veel latere stadia ook door kortademigheid bij rust (dyspnée deffort en dyspnée de repos). Soms staan in het begin digestieve klachten op de voorgrond (leveren maagstuwing). Wat later kan de patiënt niet meer liggend slapen en doet dit dan zittend (orthopnoe). In de loop van de dag (bij niet-bedlegerige patiënten) kan →oedeem ontstaan: alles een gevolg van de onvoldoende pompwerking van het hart. Meer specifiek zijn de volgende verschijnselen: is de linkerkamer ziek, dan doet zich forward failure voor; deze mensen hebben een verminderd slagvolume, d.i. per hartslag wordt minder bloed uitgedreven dan aanwezig was. Het niet-uitgedreven bloed hoopt zich op in de longen (→longoedeem) en het kan tot een aanval van →astma cardiale komen.
De onvoldoende nierdoorbloeding kan leiden tot →uremie. De hersensymptomen uiten zich vaak in prikkelbaarheid, gebrek aan concentratievermogen, enz. Is (bij een infarct) een groot deel van de linkerkamer uitgeschakeld dan ontstaat de cardiogene →shock. De rechts-insufficiëntie (backward failure) kenmerkt zich vooral door oedemen, vaak is er →ascites, de sterke leverstuwing kan tot lichte →geelzucht (en misselijkheid enz.) leiden. Lever en milt worden groter. Longverschijnselen zijn meestal afwezig.
Vaak zijn beide harthelften niet geheel volwaardig, zodat allerlei ziektebeelden kunnen ontstaan. Zeldzaam is een tumor van het hart, meestal gelokaliseerd in de boezems. De tumor kan chirurgisch (→hartchirurgie) verwijderd worden. Het zijn meestal goedaardige tumoren, meestal een →myoom. Metastasen in het hart zijn uiterst zeldzaam.
De derde laag die de hartwand vormt (epicardium) bestaat uit een vlies dat direct op de hartspier ligt, maar dat ook de binnenzijde van het hartzakje (t→hart) bekleedt, als geheel gewoonlijk het →pericard genoemd. De belangrijkste ziekte daarvan is de ontsteking (→pericarditis), hetzij acuut, hetzij chronisch. Genezing gaat vaak gepaard met vergroeiing van de beide pericardbladen. Meestal heeft de patiënt daar geen last van, maar breidt de vergroeiing zich ook naar de omgeving, m.n. het →mediastinum uit, dan wordt het hart in zijn beweeglijkheid beperkt. Wordt het littekenweefsel erg strak en dik (soms verkalkt het), dan spreekt men van een pantserhart, een toestand die chirurgisch moet worden verholpen.