(Sanskriet). Sthūla betekent “ruw”, “grof”, niet verfijnd, zwaar, omvangrijk, lijvig in de zin van groot, en dus geconditioneerde en gedifferentieerde stof. Śarīra — is in het algemeen gesproken “vorm”.
Het laagste substantie-beginsel van de constitutie van de mens, dat in de volgorde van de beginselen gewoonlijk als het zevende wordt gerangschikt — het stoffelijk lichaam.Het Sthūla-śarīra of de fysieke hiërarchie van het menselijk lichaam is opgebouwd uit kosmische elementen, die zelf zijn gevormd uit levende atomaire entiteiten, die, hoewel ze individueel aan verbijsterend snelle veranderingen en wederbelichamingen zijn onderworpen, niettemin op zichzelf onvergelijkelijk duurzamer zijn als expressies van de monadische stralen dan het vergankelijke stoffelijke lichaam dat ze tijdelijk samenstellen.
Het stoffelijk lichaam is grotendeels poreus, als men deze uitdrukking wil vergeven; het meest onwerkelijke ding dat we kennen, vol gaten, schuimachtig als het ware. Bij de dood volgt het stoffelijk lichaam de loop van de natuurlijke ontbinding en gaan zijn verschillende scharen van levensatomen individueel en collectief daarheen waartoe ze van nature worden aangetrokken.
Strikt genomen is het stoffelijk lichaam helemaal geen “beginsel”; het is niet meer dan een tehuis en in een andere zin de “drager” van de mens en vormt evenmin een essentieel deel van hem — behalve dan dat hij het heeft uitgescheiden, uit zichzelf te voorschijn heeft gebracht — als de kleren dat zijn waarin zijn lichaam is gehuld. De mens is zonder het Sthūla-śarīra werkelijk een compleet menselijk wezen; toch moet deze verklaring, hoewel ze juist is, niet te letterlijk worden genomen, omdat zelfs het stoffelijk lichaam de uitdrukking is van de constitutie van de mens op het stoffelijk gebied. Het betekent dat de menselijke constitutie een complete menselijke entiteit kan zijn zelfs wanneer het stoffelijk lichaam is afgelegd, maar het Sthūla-śarīra is nodig voor de evolutie en het actieve werk op dit ondergebied van de zonnekosmos.