jennen - regelmatig werkwoord
uitspraak: jen-nen
1. gemeen plagen
♢ ze jennen die jongen met de rode haren voortdurend
Regelmatig werkwoord: jen-nen
ik jen
jij/u jent
hij/zij jent
wij/zij/jullie jennen
ik/jij/u/hij/zij jende
wij/zij/jullie jenden
hij heeft gejend
de/het/een gejende ....
jennend, jennende
Synoniemen
kwellen, opfokken, pesten, sarren, tergen, treiteren
Gepubliceerd op 14-11-2017
jennen
betekenis & definitie