De erfelijkheid van het ambt, de verpersoonlijking van de hoogste staatsmacht, de verbinding met religieuze en nationale waarden, en het uiterlijk vertoon rond de monarchie zijn belangrijke elementen in de beeldvorming over het Koninklijk Huis. Door de groeiende rol van de massamedia en de individualisering van de samenleving is de persoon van de Koning en de wijze waarop hij invulling geeft aan zijn functie steeds belangrijker geworden voor de beeldvorming over de monarchie.
Bij elkaar verklaart dit waarom een groot deel van de Nederlandse bevolking voorstander is van een staatsinrichting die sommigen op grond van historische en politiek-democratische overwegingen als achterhaald beschouwen.Bij het opbouwen van een stabiele monarchie had koning Willem I de neiging buiten de officiële kanalen om contact met het volk te hebben. Hij legde vele werkbezoeken af in het land. Het was een gewoonte die hij tijdens zijn korte regering over het vorstendom Fulda had ontwikkeld. Ook zijn voorganger Lodewijk Bonaparte legde overigens dergelijke bezoeken af, zeker wanneer zich ergens een ramp had voorgedaan. Koning Willem I hield bovendien audiënties, waarin hij mensen uit alle lagen van de bevolking ontving. Tegelijkertijd hield hij er ten aanzien van de opkomende politieke tijdschriften echter een restrictief drukpersbeleid op na.
Door zijn proactieve houding en vaak ook gerichte populariteitscampagne genoot hij in de publieke opinie in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden veel steun, een omstandigheid die de splitsing van zijn koninkrijk echter niet kon voorkomen. Aan het einde van zijn regeerperiode besteedde Willem I steeds minder aandacht aan zijn populariteit.
Terwijl koning Willem II zich gedurende zijn korte regeerperiode kon laven aan zijn populariteit als de ‘Held van Waterloo’, leken de inspanningen van koning Willem III, schertsend de ‘Waterheld van het Loo’ genoemd, voor zijn eigen beeldvorming weinig consistent. Er waren enkele populaire bezoeken, onder meer aan het door overstromingen getroffen Gelderland en de Amsterdamse volkswijk de Jordaan, maar hij liet, net als zijn eerste vrouw Sophie en zijn beide zonen Willem en Alexander, vaak verstek gaan bij belangrijke openbare gelegenheden, daarbij adviezen van naaste adviseurs negerend. Desalniettemin werd de zeventigste verjaardag van de koning zijns ondanks door de bevolking aangegrepen om haar oranjegezindheid te tonen. Die gezindheid leek vooral aangewakkerd door de angst voor het opkomend socialisme en een toenemende polarisatie van de samenleving, zeker in conservatieve en liberale kring. Juist de toegenomen rol van de massamedia en de ontwikkeling van het fenomeen ‘publieke opinie’ in de loop van de negentiende eeuw, maakten dat het door Walter Bagehot beschreven ‘dignified part of the constitution’, het theater van staat, aan belang heeft gewonnen. Koningin Emma was zich hiervan zeer bewust en zorgde voor een belangrijke ommekeer in de relatie tussen vorstenhuis en volk.
Onder het motto ‘Wij zijn er nog!’ legde zij tussen 1891 en 1896 samen met Wilhelmina talloze bezoeken af aan de provincies. Die bezoeken werden in de pers breed uitgemeten en er werden foto’s verspreid van de jonge koningin in lokale klederdracht. Emma’s campagne mondde uit in de grootse viering van de inhuldiging van Wilhelmina in 1898. De monarchie was door haar reputatiemanagement klaar voor een rol als nationaal symbool in een verzuilde samenleving. De voorloper van Koninginnedag, Prinsessedag, kon in dit klimaat geboren worden. Dankzij haar rol in de Tweede Wereldoorlog als symbool van het verzet heeft koningin Wilhelmina haar functie als nationaal symbool verder weten te versterken.
Ook vandaag de dag is menigeen zich bewust van het belang van ‘the dignified part of the constitution’. Onder koningin Beatrix is een deel van het ceremonieel, dat onder koningin Juliana enigszins versimpeld was, in oude luister hersteld. Populariteitsmetingen en opiniepeilingen alleen kunnen niet maatgevend zijn voor de continuïteit van het koningschap, maar de monarchie heeft volgens Beatrix alleen zin zolang zij betekenis heeft in de ogen van de Nederlandse bevolking. Besef van het belang van ceremonieel, gecombineerd met een inhoudelijk consequente invulling van het koningschap, vormt de basis van het reputatiemanagement onder koningin Beatrix.
De beeldvorming over de monarchie wordt mede door de grote belangstelling van de massamedia ook steeds meer gevoed door het privé-leven van leden van het Koninklijk Huis. Eventuele misstanden daarin beïnvloeden het beeld dat de burger van de monarchie heeft, zeker voor de korte termijn. Op de lange termijn lijkt de burger zich echter met name van de koningen en koninginnen een (ideaal)beeld te vormen dat enigszins los van de persoon van de monarch kan bestaan. Dit beeld past binnen de tijdgeest en voldoet aan de daarbij behorende normen en waarden. Zolang de persoon van de regerende vorst er niet te zeer van afwijkt, blijft dit beeld bestaan. Zo bestaat bij grote delen van de bevolking het beeld dat koningin Wilhelmina een sterke leidersfiguur was, koningin Juliana een gezellige en ‘gewone’ huismoeder en koningin Beatrix een zakelijke en efficiënte vorstin.
Het zijn beelden die aansluiten bij een maatschappelijke behoefte in de crisis- en oorlogsjaren (Wilhelmina), naoorlogse saamhorigheid gedurende de wederopbouw (Juliana) en een meer zakelijke moraal na oliecrisis en recessie (Beatrix). Of Wilhelmina werkelijk een sterke leider was, Juliana heus gezellig en Beatrix echt zakelijk doet minder ter zake; het beeld blijft voorlopig bestaan. Mythe- en beeldvorming rond het Koninklijk Huis maken dat veel mensen, ook politici die regelmatig contact met de koningin hebben, minstens ‘onder de indruk zijn’ en er soms moeite mee hebben zich ‘gewoon’ te gedragen in de nabijheid van een lid van het Koninklijk Huis.
Zie ook Bagehot, Walter mythevorming populariteit symboolfunctie voorbeeldfunctie.