Rond het koningschap hebben zich altijd mythen gevormd. De mythevorming en de daarbij behorende symboliek werken tot in deze eeuw door en benadrukken de uitzonderlijke positie van het koningschap in de maatschappij.
Het begrip ‘koning’ heeft al eeuwenlang een mythische bijklank. Het verwijst niet alleen naar een persoon, maar ook naar een bepaalde waardigheid. Het (erfelijk) koningschap staat symbool voor continuïteit, orde en stabiliteit. In oude vertellingen wordt vaak gerefereerd aan speciale eigenschappen van de koning. Voorbeelden daarvan zijn rechtvaardigheid, uitzonderlijke moed en bovennatuurlijke krachten. Ook wordt de koning gezien als onverwoestbare redder in de nood met een eeuwigdurende band met zijn volk (Koning Arthur, Kyffhauserlegende).
Het koningschap is in het verleden verder veelvuldig geassocieerd met het goddelijke (bijvoorbeeld door afkomst of opdracht). Allerlei sprookjes met koningen en koninginnen bevestigen ook een mythisch beeld van het koningschap.Al vanaf zijn ontstaansgeschiedenis is Nederland verbonden met het Huis Oranje-Nassau. De nationale mythe van de onlosmakelijke band tussen Oranje en vaderland is ontstaan uit de onafhankelijkheidsstrijd onder leiding van Willem van Oranje (de Vader des Vaderlands) en zijn zonen Maurits en Frederik Hendrik tegen de Spanjaarden. Ondanks latere, soms minder populaire Oranjestadhouders bleef deze mythe in stand. De Oranjes zijn menigmaal gezien als redders in de nood. Wanneer Oranje op nationaal niveau (tijdelijk) buiten spel stond, klonk in tijden van crisis de roep om Oranje, om het volk te verenigen en de vijand te verjagen (bijvoorbeeld in 1672,1747 en 1813). De aanvaarding van de soevereiniteit en later het koningschap door prins Willem Frederik betekende dat de Oranjemythe en de koningsmythe in Nederland werden verenigd in een nationale mythe.
Zeer belangrijk voor de populariteit en het voortbestaan van de moderne constitutionele monarchie is hetgeen door Walter Bagehot als ‘the dignified part of the constitution’ is omschreven. Ceremonieel als op Prinsjesdag, het gebruik van historische titels, kleding en uniformen, paleizen en hun inrichting dragen allemaal bij aan versterking van het beeld van de traditionele en hoogste macht. De Kroon is volgens Bagehot een magisch instituut en daarom gebaat bij beperkte openbaarheid; haar aantrekkingskracht zit voor een deel in de geheimzinnigheid, het mystieke, dat de monarchie omgeeft. Het moderne koningschap haakt qualitate qua aan bij noties en symboliek van het mythische koningschap. De geringe openbaarheid rond de Kroon in een constitutioneel-monarchaal bestel als het Nederlandse, draagt zelf ook bij aan mythevorming. De invloed van de Koning op kabinetsformaties en zijn invloed op de politieke besluitvorming (het geheim van het paleis) leveren regelmatig stof voor discussie.
Ook bijvoorbeeld de door geheimzinnigheid omgeven Bilderbergconferenties hebben vragen opgeroepen over de feitelijke invloed van het koningshuis. Daarnaast is het vermogen van de koningin al geruime tijd onderwerp van speculatie. Volgens sommigen hoort zij bij de rijksten op aarde, een idee dat prins Bernhard heeft geprobeerd te ontkrachten.
Ook rond enkele personen uit het Koninklijk Huis zijn mythen en legenden geweven, al zijn ze niet talrijk. De dood van prins Alexander (1884) leidde tot geruchten dat hij niet werkelijk zou zijn overleden, maar dat een ander in zijn plaats zou zijn bijgezet. En koning Willem II, de Held van Waterloo, zou niet zijn overleden in 1849 maar als ‘generaal Totleben’ enkele jaren later een Russisch legerkorps hebben aangevoerd in de Krimoorlog.