sĕcūtus (sĕquūtus) sum, dep. (3);
I. in ’t alg., volgen, achterna gaan; vervolgen, nazetten. | overdr., (van tijd) onmiddellijk volgen, - na iets gebeuren; van iets het onmiddellijke gevolg zijn, uit iets voortspruiten; logisch uit iets volgen, van iets het logisch gevolg zijn; (een zienswijze, voorschrift enz.) streng volgen, - opvolgen, zich streng aan iets houden.
II. praegn.,
a. eig., inhalen, bereiken, ook fig., eorum conatus investigare et consequi, opsporen en er achter komen, Cic.
b. overdr., in ’t alg., iets bereiken, verkrijgen, zich verwerven, ook absol., quibus ex rebus largiter erat consecutus, Auct. bell. Afr.; (van geluk en ongeluk) bereiken, treffen, te beurt vallen. | bereiken, inhalen, evenaren, verborum prope numerum sententiarum numero, gelijkmaken, Cic., alcs laudes verbis, volledig uitdrukken, Cic.; (met het verstand of het geheugen) bereiken = volkomen begrijpen, vatten, omvatten, similitiudinem veri, Cic., alqd memoriā, zich iets herinneren, Cic., alqd coniecturā, iets vermoeden, Caes. bij Cic.