Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie O
- ontslapen ontsliep, is ontslapen (fig. sterven): in Gode, in den He(e)r(e) ontslapen zijn
- ontslapene
- ontslippen
- ontsluieren
- ontsluimeren
- ontsluipen
- ontsluiten
- ontsmetten ontsmette, h. ontsmet (reinigen van smetstoffen, desinfecteren): een ziekenkamer ontsmetten, beddegoed ontsmetten
- ontsmettingsdienst m. ( inrichting tot ontsmetting): dat hoort tot de ontsmettingsdienst onzer stad
- ontsmettingsoven
- ontsnaard
- ontsnappen
- ontsnellen
- ontspannen
- ontspanning
- ontspinnen
- ontsporen
- ontsporing
- ontspringen
- ontspruiten
- ontstaan
- ontsteken
- ontsteking
- ontsteld
- ontstelen
- ontstellen
- ontstellend
- ontsteltenis
- ontstemd
- ontstemmen
- ontstentenis
- ontstichten
- ontstoken
- ontstoppen
- ontstrijden
- onttakelen
- onttogen
- onttoveren
- onttrekken
- onttroggelen
- onttronen
- ontucht
- ontuchtig
- ontuig
- ontvallen
- ontvang
- ontvangbewijs of ontvangstbewijs
- ontvangdag
- ontvangen ontving, h. ontvangen (1 in ontvangst nemen; krijgen; 2 bezoek afwachten)
- ontvangenis
- ontvanger m. ontvangers (1 iem., die iets ontvangt; 2 voorwerp, dat opvangt, opneemt)
- ontvangerij v. ontvangerijen (Z.-N. spreekt. ambt, kantoor van den ontvanger)
- ontvangkamer
- ontvangst
- ontvangstbewijs
- ontvangststation
- ontvankelijk
- ontvaren
- ontveinzen
- ontvellen
- ontvetten
- ontvlambaar
- ontvlammen
- ontvleesd
- ontvlieden
- ontvluchten
- ontvoeren
- ontvoering
- ontvolken ontvolkte, h. ontvolkt (van bevolking ontbloten): de oorlog ontvolkt de landen, neemt een groot deel der bevolking weg
- ontvolking v.: de ontvolking v. h. platteland
- ontvonken
- ontvoogden ontvoogdde, h. ontvoogd (ontheffen v. d. voogdijschap)
- ontvouwen
- ontvreemden
- ontwaken
- ontwapenen
- ontwapening
- ontwaren
- ontwarren
- ontwassen
- ontwateren ontwaterde, h. ontwaterd (ontlasten van het water)
- ontwatering
- ontweien
- ontweldigen
- ontwellen
- ontwennen
- ontwerp
- ontwerpen ontwierp, h. ontworpen (iets in schets tekenen; fig. maken; voorbereiden): het model, het bestek van een huis ontwerpen; een plan ontwerpen, maken; een wet ontwerpen, gereedmaken om voor te stellen
- ontwerper
- ontwijden
- ontwijfelbaar
- ontwijk
- ontwijken
- ontwijkend
- ontwikkeld
- ontwikkelen
- ontwikkeling
- ontwoekeren
- ontwoon
- ontworstelen