ontspande, h. ontspannen (1 wat gespannen is, losmaken; 2 fig. door afleiding tot rust doen komen):
1 een boog ontspannen; het gelaat ontspannen, uit de strakke plooien doen gaan;
2 de geest ontspannen door vermaak; refl. zich ontspannen, zich verpozen.