('af) (takelde at. afgetakeld)
I. (heeft)
1. van het takelwerk ontdoen : een schip -.
2. uitkleden : zijn tegenstander -.
II. (is)
1. achteruitgaan in krachten : de zieke is heel wat afgetakeld.
2. achteruitgaan in schoonheid : die dame is aan t -.