Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

ZWAANENDURG, Kornelis van

betekenis & definitie

uit het oudadelijk Geslagt van dien naam, gelijk wij, in het voorgaande Artikel, met VAN LEEUWEN gisten, afkomstig, doch ’t welk, in gevolge des verloops van de waereldsche zaaken, tot een laageren trap van uitwendig aanzien wat gedaald, wierdt, uit een burgerlijk Geslagt, te Leiden, geboren, op den twaalfden September des Jaars vijftienhonderd vierenzeventig, en alzo kort voor den tijd, dat in zijne Vaderstad het Hoogeschool wierdt opgerigt. Eene zucht voor kennis en geleerdheid, die al vroeg zijne bestemming aankondigde, bewoog zijne Ouders, hunnen veelbeloovenden weetgraagen Zoon op het Latijnsche School te zenden.

NIKOLAAS STOOKIUS bekleedde ’er thans den post van Rektor; veel werks maakte deezen van den Jongeling, en leidde hem in het spoor om na verre gevorderde kennis in de Geleerde Taalen te kunnen streeven. Behalven de zucht voor Taalgeleerdheid, koesterde ZWAANENBURG nog eene andere, die voor de Wiskunde. Door afzonderlijk onderwijs wierdt hij, in de beoeffening dier edele Weetenschap, voorgelicht door den beroemden Leidschen Hoogleeraar en Wiskunstenaar RUDOLFUS SNELLIUS. Naa aldus een bekwaamen voorraad van voorbereidende kundigheden te hebben verzameld, viel ZWAANENBURG met de borst op de Regtsgeleerdheid, en gaf zich geheel aan dezelve over, als de Weetenschap, welke hem, in meer gevorderden leeftijd, tot eene bron van bestaan moest verstrekken. JULIUS BEYMA, EVERARD BRONKHORST, KORNELIS DE GROOT en GERARD TUDING, sieraaden van het Leidensche Hoogschool, waren zijne leermeesters. Naa etlijke jaaren oeffenen, bekroop hem de lust, om, volgens een vrij algemeen gebruik dier tijden, een uitlandsch Hoogeschool te bezoeken.

Vóór zijn vertrek, en hebbende nog niet meer dan den ouderdom van negentien jaaren bereikt, verdeedigde hij, in het openbaar, onder voorzitting van den Hoogleeraar BRONKHORST, eene Twistrede van zijn eigen opstel. Thans begaf zich VAN ZWAANENBURG na Douay, eene toenmaals vermaarde Akademiestad in Frankrijk. Met onvermoeiden vlijt en ijver, en een zeer gelukkigen opgang, beoefende hij hier zijne hoofdstudie, geduurende den tijd van veertien Maanden; naa verloop van dezelve, op den dertigsten Maart des Jaars 1595, wierdt hij met den titel van Licentiaat in de Regten vereerd. Thans scheide VAN ZWAANENBURG van de menigte der vrienden, welke hij te Douay zich hadt gemaakt, en keerde te rug na zijne Vaderstad, met oogmerk om aldaar een vast verblijf te neemen.

Twee jaaren hadt hij hier gewoond, hebbende dien tijd zeer nuttig besteed, deels aan het geeven van afzonderlijk onderwijs, deels aan het houden van openbaare Twistreden, wanneer aan zijne gevorderde regtsgeleerde kennisse en uitsteekende verdienden volkomen regt geschiedde. Bezorgers van het Hoogeschool, hebbende een Regtsgeleerden Hoogleeraarsstoel te vervullen, vonden, naa eenigen tijd zoekens, geen geschikter voorwerp, om het daar op te plaatzen, dan onzen KORNELIS VAN ZWAANBNBURG, hoewel hij maar pas den ouderdom van drieëntwintig jaaren hadt bereikt. Alvoorens zijnen post te aanvaarden, vereerde men hem met den titel van Juris Utriusque Doctor. Den tijd van bijkans drieëndertig jaaren bekleedde hij zijnen gewigtigen post met algemeenen roem, en tot groot nut van eene menigte Jongelingen, die zich bij hem als Leerlingen aandienden.

Hij overleedt op den twaalfden Mai des Jaars 1630, hebbende bijkans bereikt den ouderdom van zesënvijftig jaaren. Met de waardigheid van Rector Magnificus bekleed, had; hij, in den Jaare 1615, het Hoogeschool met lof bestuurd. Eene kleine Verhandeling, de Jure accrescendi, Over het regt van Aanwas, naa zijnen dood, in den Jaare 1633, te Leiden, in Duodecimo, gedrukt, is het eenige Geschrift, dat van ZWAANENBURG het licht ziet.

Zie MEURSII Athenae Batavae; J. ORLERS, Beschrijving van Leiden.

< >