Y, of YE, een Vliet of Stroom. niet oneigenlijk genoemd een arm of tak van de Zuiderzee. Amsterdam wordt, aan de Noordzijde, van deszelfs water bespoeld, en heeft daar aan eene ruime en veilige Haven. De Stroom neemt zijnen aanvang bij den Vuurtoorn, een weinig ten Zuidoosten van het Dorp Durgerdam, en schiet voort tot aan de Beverwijk, of liever tot op de hoogte van Sparendam en Assendelft, vermids het water, ten Westen van die Dorpen gelegen, meer bijzonderlijk onder den naam van Wijker-meir bekend is.
Fraai en schilderagtig, naar zijne gewoonte, beschrijft de Dichter ANTONIDES den loop en strekking van het Y, in de volgende regels."Het Y komt uijt de borst der Zuiderzee gevloten,
En valt in 't Wijkermeer, van daar te rugh geschoten,
Begroet het Sparendam, en moedigh op zijne eer,
Ontfangt de golven van het Harelemmermeer,
Dien strengen waterwolf, die met verwoede tanden,
Zijn eijge moeder schendt, en scheurt hare ingewanden,
En mengt zich met den Vorst des Amstels handt aan handt,
Tot weer de Zuiderzee hem welkomt aan zijn strandt."
Het Y heeft niet overal de zelfde breedte. Over 't geheel genomen wordt dezelve geschat, gerekend van de Stad Amsterdam tot aan den Waterlandschen Dijk, op eene halve Mijl; uitgezonderd alleen recht voor de Stad, alwaar, van den gemelden Dijk, een stuk Lands meer dan ter halver Ye uitsteekt, en aan den Stroom naauwlijks eene halve Mijl breedt laat. Deeze uitsteekende streek Lands draagt den naam van Voolwijk, Volewijk, of ook wel, volgens zommigen, Vogelwijk genaamd. Tot op den tijd der jongste Omwentelinge, plagten de misdaadigen, binnen de Stad met de dood gestraft, aldaar ten toon gehangen, of op Staaken geplaatst te worden. Eene ten toon stelling, volgens Besluit der Vertegenwoordigers van het Volk van Holland, als de Menschheid onteerende, door de geheele Provincie, zedert, afgeschaft.
Aan de over- of Noordzijde van den Ystroom, tegen over de Stad Amsterdam, ligt de Waterlandsche Dijk, en ontmoet men, langs denzelven, de Dorpen Buiksloot, Nieuwendam, Schellingwou en Durgerdam. Het laatstgenoemde Dorp grenst zeer nabij aan den hoek van het Y, alwaar de Zuiderzee eindigt, en men de vermaarde en voor Amsterdam zo zeer belemmerde droogte, het Pampus, aantreft.
Volgens de verdeeling van Holland, welke tot nog toe plaats heeft, wordt de Provincie, door middel van het Y, in Zuidholland en Noordholland verdeeld. In het Kerkelijke, egter, hoewel, volgens deeze verdeeling, onder Zuidholland behoorende, wordt Amsterdam onder Noordholland gerekend. Wij merken hier nog aan, wat aangaat de uitgebreidheid van het Y, dat dezelve, heden ten dage, ongelijk grooter is, dan in overoude tijden: immers, indien het waarheid zij, ’t geen eenigen onzer Kronijkschrijveren verhaalen, dat, in de Twaalfde Eeuw, het Y, recht voor de Stad, op de hoogte van de Voolwijk, slegts de wijdte van een Sloot hadt; welken alzo de Haarlemmers en Osdorpers ligtelijk konden overtrekken, toen zij, in den Jaare 1155, de Dregter-Friezen naajaagden. Wat eindelijk aangaat de opdrooging van het Y, in onzen leeftijd, en wat men al, ter voorkoominge der verderen voortgang van dit kwaad, hebbe in ’t werk gesteld; te wijd zou dit Artikel uitloopen, en voor veelen onzer Leezeren te verveelende weezen, indien wij daar van een naauwkeurig verslag wilden voordraagen.
Zie COMMELYN, Beschrijving van Amsterdam.