Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 02-01-2023

WESTPHALEN, FREDERIK ADRIAANSZ

betekenis & definitie

geboren te Enkhuizen, in den Jaare 1581, was een man van aanzien, en bezat een grooten weetlust, om de merkwaardigheden in vreemde Gewesten met eigen oogen te bezigtigen. Op eigen kosten doorreisde en bezogt bij de voornaamste en meest bezienswaardige landen, oorden en steden van de drie waerelddeelen, Europa, Asia en Afrika.

In zommigen derzelven vertoefde hij lang genoeg, om zich de taal der onderscheidene landschappen in zo verre eigen te maaken, dat hij met de landzaaten konde verkeeren. Dit baande hem den weg tot de kennisse van veele dingen, van welke andere Reizigers, bij mangel dier kennisse, verstoken blijven. Twaalf of dertien jaaren besteedde de Heer WESTPHALEN aan dit reizen en trekken. In den Jaare 1617 zich te Weenen bevindende, wierdt hij aldaar tot Ridder geslagen; diergelijk eene eer genoot hij drie jaaren laater te Jeruzalem. In het laatstgemelde jaar deedt hij eenen keer na Egijpte, om de waerelds vermaarde Peramiden of Grafnaalden te bezigtigen. Van de Arabiërs, welke zich in dien oord onthouden, kogt WESTPHALEN eene Hand en eenen Voet van eene Mumie, uit een der Onderaardlche Gewelven opgedolven ; hij gaf dezelve naderhand ten geschenke aan de Ontleedkamer van ’s Lands Hoogeschool te Leiden. De herkomst deezer merkwaardigheden bewaarde de Hoogleeraar OTTO HEURNIUS in een Opschrift, daar nevens geplaatst, in de groote Kas van Natuurlijke en andere Zeldzaamheden in de gemelde Ontleedkamer. De Heer WESTPHALEN overleedt te Alkmaar, op den tweeden Oktober des Jaars 1653. Hij liet eenen Zoon na, ADRAAN FREDERICKSZ WESTPHALEN genaamd, die den post van Regtsgeleerde bekleedde, en op het Vaderlijk Graf, in de Groote Kerk van gemelde Stad het volgende Opschrift deedt stellen.Ossa hic expectant Resurrectionem

Fredericus Westphalen, Enchusanus,

Sacr. Rom. Imp. Eques Auratus,

Nec non Hierosolymitanus,

Post peragratam Europam, Asiam, atqae Afrikam,

Diem extremum clausit Alemariae

Anno Aetatis LXXII.

A Christo nato MDCLIII. Die II Mens. Octob.

Zie Beschrijving van Enkhuizen.



WESTROYEN OP ZANTWYK

weleer een vermaard Klooster, in Gelderland, in de nabijheid van de Stad Thiel. Bij de eerste oprigting was het een Mannen-, doch wierdt vervolgens in een Vrouwen-Klooster veranderd, van de Orde der Dominikaanen of Predikheeren. De tijd der stigtinge was in den Jaare 1399. Onder verscheiden lotverwisselingen bleef het in stand, tot in den Jaare 1572, wanneer het, ten tijde der Nederlandsche Beroerten, geheel verwoest wierdt. De grond, op welken het gewijde Gestigt plagt te staan, is, zedert, in Weilanden veranderd, in welke men, door omspitten en delven, hier en daar de gewelven der aloude Kelders aantreft.

Zie SLICHTENHORST, [i]Geldersche Geschiedenissen; Historie van het Utrechtsche Bisdom.

< >