Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 02-01-2023

WESTVOORN

betekenis & definitie

anders het Land van Goedereede genaamd, naar de eenige Stad, die op hetzelve gevonden wedt, is het Zuidwestelijkste gedeelte van gantsch Holland. Het wordt rondsom van het water bespoeld.

Ten Noordwesten legt het aan het Goedereesche Gat, en heeft hier de Plaat van den Hinder voor zich. Ten Oosten strekt het Eiland na het Land van Voorn aan de Oostzijde van Flakkée. Ten Zuidoosten grenst het naast aan Zuid-Voorn of Over-Flakkée, waar aan het zelfs door verscheidene Plaaten en Gorzen, den Hals, het Stel-Gors en den Aanwasch geheeten, en met Slikken tusschen beiden, als vastgehegt is. Deeze leggen bij gemeene Vloeden wel onder water; doch hunnen bij laag water met Wagens en Paarden van het een na het neder Eiland bereeden en dikwils te voet begaan worden. Ten Zuiden legt Westvoorn aan het Brouwershavensche Diep, over het Land van Schouwen, in Zeeland, op de hoogte van Brouwershaven en Bommené.Volgens zommiger gedagten, zou Westvoorn, in oude tijden, zo wel aan het Land van Schouwen, als aan Oostvoorn, vastgehegt, of vereenigd geweest zijn. Dit oordeeldt men, onder anderen, uit de benaaming, dewijl men niet gewoon is te spreeken van het Eiland, maar van het Land van Westvoorn, of Goedereede. Men heeft ook opgemerkt, dat de Duinen van Oost- en Westvoorn een gelijken streek met malkanderen houden en in gedaante niet verschillen. De oude overleveringen getuigen, dat de Stroomen, tusschen uit Eiland en Oostvoorn, en aan den anderen kant, tusschen Goedereede en het Land van Schouwen, thans zo breed en diep, weleer zo gering waren, dat de weederzijdsche Ingezeetenen, op de Oevers hunner Landen slaande, malkander konden toespreeken. Aan het Strand van de Oostduinen, of den Oever van Goedereede, plagt men somtijds, bij laag water, de Overblijfsels te zien van een Plaats, de Oude Weereld genaamd, daar veele Romeinsche Penningen, Ringen en ander Huisraad gevonden wierden. Men heeft ’er ook, volgens oude Getuigenissen, grondslagen van Huizen, ja zelfs groote Straaten ontdekt, waar uit men oordeelde, dat hier eertijds een treffelijke Stad gedaan heeft, van welker ondergang egter de oude Kronijken nog Historien eenig gewag maaken. Het is bekend, hoe zommigen deeze Stad voor Oud-Vlaardingen houden. Men wil, dat ’er oudtijds geen groote Schepen in Zeeland aankwamen, om dat het Veergat, of de Wielingen, nog geen gebruik van Schipvaart hadden. Maar dat de Zeeschepen in den Briel, te Goedereede, of in de Noord-Gouwe, uit- en invoeren.

Ten Westen is het Eiland door Duinen tegen de Noordzee gedekt, gelijk mede ten Noordoosten, laags een gedeelte van het Goedereesche Gat. Voor het overige moet het aan alle kanten, door zwaare Dijken en Zeewerken, beschemd worden tegen den aanval der Stroomen, waar door het zo hevig; wordt aangevogten, dat de Staaten van Holland en Westfriesland, om het belang, het welk het Gemeene Land in de behoudenis van dit Eiland heeft, bij verscheidene Resolutien, als in de Jaaren 1725, 1728, en laatstelijk in den Jaare 1744, goedgevonden hebben, het onderhoud deezer zwaare Werken tot ’s Lands laste te neemen. Het bestuur hier over worde toevertrouwd aan zes Heeren Gemagtigden, waar van ’er, uit de Steden Dordrecht, Delft, Rotterdam en Briel, ieder een, en twee uit het Kollegie van Gekommitteerde Raaden zijn. In den Jaare 1734, hebben kundige lieden al noodig geoordeeld een Dam over den Hals te leggen, en met den zelven de Eilanden van Goedereede en Over-Flakée aan malkander te hegten; om hier door het water, dat over den Hals loopt, te keeren, en het maaken van gevaarlijke Diepten te beletten, die veroorzaakt wotden door het vroeger ebben en vloeien des waters in het Brouwershavensche Diep, dan in het Haringvliet, of de Rivier van Flakkee; het welk zeer nadeelig gehouden wordt voor het Eiland Westvoorn en de Hoofden aan Hellevoetsluis. Dit werk is te dier tijd om de zwaare kosten blijven steeken. Zedert hebben eenige bijzondere Persoonen aangebooden, dien Dam, op hunne eigen kosten, te laaten maken, indien hun vergund wierdt een gedeelte der Gorzen te genieten, die door deezo bedijking zouden aangewonnen worden.

Het Eiland is zeer vrugtbaar; men heeft 'er veele Koorenlanden, die zeer schoone Tarwe en andere Graanen voortbrengen, Vlaschlanden, Weilanden, waar op veele Melkbeesten geweid worden. Hier wordt ook veel Meede gewonnen. Op zommige plaatzen is het vrij houtrijk van laag Geboomte en Kreupelbosch. De grootte, of uitgestrektheid wordt gerekend op omtrent vijfduizend negenhonderd en twintig Gemeten, en zes, of zeven uuren gaans in den omtrek.

Het Eiland Westvoorn, uitgezonderd de Stad Goedereede en derzelver onderhoorige Polders, staat onder het algemeene Hooge Regtsgebied van den Lande van Voorn, en dezelfde Leenmannen zitten hier over het Crimineel te regt; doch de Baljuw van Voorn stelt hier eenen Substituut aan, die de aanklagten doet en Regt vordert in naame der Hooge Heerlijkheid. Leenmannen moeten over Crimineele zaaken in

Westvoorn 'koomen en hier op het Stadhuis de Misdaadigen onderzoeken en vonnissen. De Straffen worden in de Stad Goedereede ter uitvoer gelegd. De Civile zaaken kunnen, bij hooger Beroep, voor Leenmannen getrokken worden. leder Polder, die niet onder Goedereede behoort en Ambrigtsheeriijkheid heeft, wordt in het Civile door Schout en Schepenen beregt. Deeze Schepenen bestieren met den Schout, als Dijkgraaf, de bijzondere Polderzaaken, als Heemraaden.

Het Wapen van Westvoorn is het zelfde als dat van Oostvnorn, met dit onderscheid alleen, dat ’er in de Poort van den Burgt een zwart Anker is opgehangen.

< >