Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

WALAEUS, ANTONIUS of DE WAAL

betekenis & definitie

gebooren te Gend, in den jaare 1573, hadt tot Vader JACOB DE WAAL, die, vermids hij in de godsdienstige beginzelen der Hervormden Rondt, naa dat de Stad aan den Hertoge VAN PARMA was overgegaan, zich na Zeeland begaf, en zich te Middelburg nederzette. Naa dat zijn Zoon, in het Latijnsche school dier Stad, de eerste beginzels der taalkennisse hadt geleid, wierdt hij na ’t Leidensche Hoogeschoo! gezonden, om ’er zich in de Godgeleerdheid te oeffenen.

De Stad Middelburg, alzo die last voor den Vader alleen te zwaar viel, droeg daar toe eene gedeelte der kosten. Naa den loop zijner oefeningen aldaar te hebben voleindigd, deedt WALAEUS, naar de gewoonte dier tijde, eene buitenlandsche reize, om de voornaamste Geleerden van zijnen tijd te hooren. Hij bezogt de Hoogeschoolen van Geneve, Lausanne, Bern en Basel, en op zijns thuisreize dat van Heidelberg. In het Vaderland te rug gekeerd zijnde, wierdt WALAEUS beroepen tot Leeraar op een Dorp niet verte van Middelburg. Twee jaaren bediende hij aldaar het predikampt; naa verloop van dezelve vertrok hij, in de zelfde hoedanigheid, na Middelburg. Drie jaaren daar naa, ontving hij aanzoek van de Regeering der Stad, naa het overlijden van JACOBUS GRUTERUS, om, in diens plaats, openbaare lessen te geeven in de Wijsbegeerte en in de Grieksche taale. Hij aanvaardde dien post, mids tevens het Predikampt bedienende. In den Jaare 1617 wierdt WALAEUS, door den Stadhouder Prins MAURITS, na 's Graavenhage ontbooden, om aldaar, geduurende eenigen tijd, het predikampt waar te neemen. Niet lang was zijn verblijf aldaar; hij keerde, eerlang, na Middelburg te rug. In ’t volgende jaar vertrok WALAEUS na Dordrecht, als Afgevaardigde van Zeeland op de Nationaale Kerkvergadering. Hier kweet hij zich met uitneemenden ijver, scherpzinnigheid en bondigheid. In ’t behandelen van geschillen en in het oplossen van zwaarigheden overtrof hij alle zijne broeders: wanneer ’er iet ongemeens moest gesteld of overwoogen worden, nam men telkens WALAEUS in den arm. Van hier dat hij, bij de Uitheemsche Godgeleerden, en bij de Gemagtigde van ’s Lands Staaten, zeer hoog geschat wierdt.

Van hier ook dat de overziening der Vertaalinge van het Nieuwe Verbond, als mede het stellen van de Kanons van het Sijnode, hem nevens anderen wierdt opgedraagen. Geduurende zijn verblijf te Dordrecht, was WALAEUS van daar na 's 'Graavenhage ontbooden, met oogmerk om den veroordeelden Advokaat van OLDENBARNEVELD in zijn uiterste te vertroosten. Nog in het zelfde jaar wierdt hij, ter gelegenheid der veranderingen, aan het Hoogeschool te Leiden geplaatst, aldaar tot Hoogleeraar beroepen. Zijn broeder, JACOBUS WALAEUS, thans Predikant te Domburg, verving zijne plaats te Middelburg. Bij ziine aankomst te Leiden, wierdt hem, door den Akademischen Senaat, de titel en waardigheid van Doktor in de Godgeleerdheid opgedraagen. Met den zelfden roem van kunde en geleerdheid, welken hij tot nog toe hadt genooten, bekleedde WALAEUS, zedert, het Hoogleeraarampt, tot aan zijnen dood, die voorviel in den Jaare 1639, het zesënzestigsten van zijnen ouderdom.

Zie Ant. Walaei Vita; Vitae Professor Leidensium.

< >