Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

VERDUGO, FRANÇOIS

betekenis & definitie

geduurende het voorste gedeelte der Spaansche beroerten in de Nederlanden, van wegen den Koning van Spanje, Stadhouder van Friesland, klom van geringe beginzelen tot die aanzienlijke waardigheid, en heeft zich, door verscheiden goede hoedanigheden, een beroemden naam verworven in de Nederlandsche Geschiedenissen. Van geboorte was hij een Spanjaard, en diende, een geruimen tijd, als Stalknegt bij Graave PIETER ERNST VAN MANSVELT.

Vervolgens met eene Natuurlijke dogter van den Graave in ‘t huwelijk zijnde getreeden, tradt hij in den Krijgsdienst; in welken hij zich dermaate kweet, dat hij de gunst en het vertrouwen van den Spaanschen Opperlandvoogd, Hertoge VAN PARMA, dermaate won, dat hij, naa het overlijden van den Graave VAN RENNENBERG, deszelfs Ampten bekwam, en tot Stadhouder van Friesland en Groningen wierdt aangesteld. Om zijn gezag te doen gelden, en tot nog andere oogmerken, vertrok hij, in den Jaare 1581, met tien Vaandels Knegten, na zijne Landvoogdij.De eerste proeve zijner dapperheid gaf hij in een gevegt met den Staatschen Kolonel JOHAN NORRITZ. Met een Leger van vierëntwintig kloeke Vaandels Knegten en vier Kornetten Paerdevolk, hadt hij zich nedergeslagen te Noordhoorn, een Dorp in het Westerkwartier van Groningen. Niet verre van hem lag de Kolonel NORRITZ gelegerd, met zijne Friezen. Naa eene wijl daadeloosheid, begonnen de laatsten te morren, dat ’er niets wierdt uitgevoerd. Dit ontstak zijnen moed: waarom hij, in ‘t laatst van September des Jaars 1581, met ruim tweeduizend Knegten en vijfhonderd Paerden, op zijnen vijand aanrukte.

VERDUGO, zulks verneemende, schaart straks zijne magt in slagorde, en voorts met de zijnen op de knieën gevallen zijnde, stortten ze een vuurig gebed tot God, dat hij den aanvang van het bewind des Stadhouders genadiglijk wilde zegenen. Dapper wierdt ’er, aan weerkanten, gestreeden, doch meest tot nadeel van VERDUGO, alzo deeze geen grof geschut hadt, daar zijn vijand rijklijk van voorzien was. Het vuurig aanrukken der Staatsche Knegten, ‘t welk hen, in het overzetten der Slooten, in dit gebroken Land, uit het verband rukte, deedt den kans der overwinninge, tot nog toe op de zijde van NORRITS, eenen keer neemen, en overslaan tot dien van VERDUGO: vooral, naa dat deeze, in eigen persoon, was doorgedrongen tot aan het vijandelijk geschut, ‘t welk schandelijk verlaaten wierdt; vervolgende voorts de Staatsche magt, van welke bijkans de helft, een goed getal Paerden en veele Bevelhebbers sneuvelden, doch aan zijnen kant niet meer dan tusschen de vijf en zeshonderd man.

Uit zulk een goed begin hoop op het toekoomende geschept hebbende, sloeg zich VERDUGO bij Vïsvliet en Grijpskerk neder, van waar hij den Schans te Nieuwerzijl benaauwde. Niet lang, nogthans vertoefde hij aldaar. Men hadt, naamelijk, door het onder water zetten van een goed gedeelte Lands, hem het langer vertoeven in dien oord onmogelijk gemaakt: te meer nog, alzo door wanbetaaling, gebrek en ziekten, zijn volk eenigzins aan het muilen sloeg. Van hier dat VERDUGO opbrak, om zich in de nabijheid van Groningen te gaan legeren. In den aftogt verloor hij vijfënzeventig man, deels aan dooden, deels aan gevangenen.

Reeds in den aanvang des Jaars 1582, alzo de strenge vorst zijn oogmerk scheen te begunstigen, viel VERDUGO in Friesland, met inzigt na den Schans bij Oudeborn, ter verzekeringe van het Kwartier der Zevenwouden opgeworpen, te bemagtigen. Doch de kloeke tegenstand der bezettelingen, en meenig een uitval, dien zij op de Spanjaards deeden, noodzaakte hen de wijk te neemen, en, naa het aanrigten van groote verwoestingen door zijn volk, in zijne voorgaande Verschanzing te rug te keeren. Van nieuws, in de maand Julij, deedt hij eenen inval in de Zevenwouden, en voorts in Drenthe; in beide landstreeken behaalde hij merkelijken roof. Van daar rukte hij voort, met genoegzaam zijne geheele magt, tot in het Graafschap Zutfen, en sloeg zich voor de Stad Lochem neder; doende voorts, door het opwerpen van etlijke Schanzen, dezelve merkelijk benaauwen.

Dit niettegenstaande vondt Graaf LODEWYK VAN NASSAU eerst, en daar naa de Graaf VAN HOHENLO middel, om merkelijke versterking, zo van mondbehoeften als Krijgsmagt, daar binnen te brengen. Intusschen, alzo de Stedelingen, herhaalde reizen, uitvallen deeden, schreef VERDUGO om versterking aan den Hertoge VAN PARMA; welke hem, diensvolgens, vijfhonderd Paerden en vijftienhonderd Knegten zondt. Toen deedt VERDUGO, bij herhaaling, de Stad opeischen; doch bekwam een weigerend antwoord, hoewel de belegerden reeds tot die engte gebragt waren, dat ze het paerdevleesch moesten aanspreeken. De Prins VAN ORANJE, uit den mond des Graaven VAN HOHENLO, deezen toestand der benaauwde Vesting vernomen hebbende, en hoe zich binnen dezelve eene groote menigte Gelderschen Adel van hoogen rang bevondt, schikte derwaarts eene zo aanzienlijke versterking, dat de Spanjaard, voor de overmagt wijkende, van den nood eene deugd maakte, en de belegering opbrak; verdeelende voorts zijn volk in Grol, Oldenzeel, Goor, Enschede en Koevorden. Om den krak, hier geleeden, eenigzins te boeten, bediende hij zich van de gelegenheid, die hem wierdt aangebooden, om zich van Steenwijk, bij verrassing, te verzekeren; ‘t welk hem ook gelukte, gelijk wij op het Artikel, die Stad betreffende, reeds verhaald hebben.

Zints de bemagtiging van Steenwijk, schijnt VERDUGO aldaar veelal zijn verblijf gehouden te hebben. Wij ontmoeten hem aldaar in den Zomer des Jaars 1584, zwanger van eenen aanslag op de Stad Kampen, en van het opzet om dezelve, even als Steenwijk, door verrassing, of liever door verraad, te bemagtigen. Zekere JAN HENDRIKSZOON, Amsterdammer, hadt zich, ten dien einde, aangebooden, met belofte om de Stad te zullen in brand steeken, en alzo den ingang openzetten. Daar toe trok VERDUGO, uit Steenwijk, met zeshonderd Knegten en tweehonderd Paerden, over Giethorne, na Genemuiden, van zins om zijnen togt na de gedreigde Stad te vervolgen.

Doch hij kwam niet verder, om reden dat de Verraader, op vermoeden gevat, zijn opzet beleeden hadt: waarom de Spanjaard na Steenwijk wederkeerde, hebbende, onder weg, ginds en elders, eenige Huizen in koolen geleid, en een goed getal Paerden, Koeien en andere goederen geroofd. Hasselt was de Stad, op welke VERDUGO vervolgens het oog hadt. In het begin van October des gemelden jaars, vroeg in den morgen, bevondt hij zich voor die Plaats, met ruim zeshonderd Knegten, in de hoop om onder begunstiging van het mistig weer, met het openen der Poort, na binnen te streeven. Doch gekoomen voor de Zwartewatersche Poort op den Timmerwerf, ja zommigen zelf tot binnen de Hamei, vernamen ze dat de Stedelingen op hunne hoede waren: waarom de bespringers te rug deinsden en na Meppel toogen.

In den Jaare 1585 ontmoeten wij VERDUGO in Friesland. Hij was in dat Gewest gevallen met zevenhonderd Knegten en tweehonderd Paerden. Niet zeer gelukkig slaagde ook hier zijne eerste onderneeming. Want eenen aanval gedaan hebbende op de Kerk te Schooterburum, in welke eenige Knegten lagen, wierdt hij zodanig ontvangen, dat hij, met agterlaating van eenige dooden, den rug moest keeren. Intusschen hadt een togt van den Spaanschen Overste TASSIS, en de verwoestingen door hem gepleegd, het Gewest met zulk eenen schrik bevangen, dat de meeste Landzaaten brieven van Vrijwaaringe en van Vrijgeleide van VERDUGO kogten; waar door het geheele Land in eene soort van Verzoeninge met den Koning en de Koningsgezinden raakte. Ten zelfden tijde, alzo VERDUGO heet was op den lof van heuschheid, deedt hij Graave WILLEM de brandschatting van de Ommelanden aanbieden, mits deeze hem die van Friesland deedt toekoomen. Doch de Graaf, dugtende dat de Landzaaten, eens aan de rust gewoon, niet wederom tot het weigeren van brandschatting zouden te krijgen zijn, sloeg deeze aanbieding van de hand. Om de gemoederen der Friezen, veele van welke, door de beloofde Vrijwaaring, ter zijner gunste waren overgehaald, nog meer te lokken, immers van de Staaten wendig te maaken, nam VERDUGO eenen list te baate.

Door zekeren FRANÇOIS BODEMOND, eertijds Geheimschrijver des Prinsen VAN ORANJE, doch nu Spaanschgezind, deedt hij boekjes in Friesland strooien, waar in de Staaten wierden uitgemaakt voor baatzuchtige menschen, die, om in ‘t bewind te blijven, het volk streelden met de bekoorlijke naamen van Vrijheid en Godsdienst, en met de Nassausche Hoofden, die geenzins ‘s Lands welvaart, maar alleen hunne eigen glorie zogten. Eenige honderden van deeze boekjes wierden te Oostmahorn, in een Embder schip, gevonden, en Graave WILLEM VAN NASSAU toegeschikt. Naa eenige verrigtingen in deeze Gewesten, in welke hij met ongelijken kans slaagde, vooral zints Graaf MAURITS hem te keer ging, vertrok VERDUGO na Frankrijk, alwaar hij den loop zijner Krijgsbedrijven voleindigde door den dood, in gevolge eener ziekte, die hem, in de maand September des Jaars 1595, uit het leeven rukte.

Zie BOR en HOOFT.

< >