Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

VALKESTEIN

betekenis & definitie

een oud adelijk Huis of Kasteel, in Zuidholland, meer bepaaldelijk in het Land van Putten, tusschen de Dorpen Rhoon en Portugaal. Van wegen het ongemeen dikke en zwaare muurwerk, is het gestigt, zedert onheugelijke tijden, tot heden toe, meest in zijne oorspronklijke gedaante, in stand gebleeven. Volgens zommigen zou een der Heeren van Putten daar van de aanlegger geweest zijn.

Het gebouw, rondom in zijne Graften beslooten, pronkt met drie Torentjes, en legt in een zeer aangenaamen en vrugtbaaren oord. Naar dit Huis heeft zich een Geslagt laaten noemen, welks Voorzaat omtrent het midden der Veertiende Eeuwe uit Frankrijk herwaarts kwam, doch wiens naakoomelingen eerst lang daar naa den naam van VALKESTEIN hebben aangenomen. VREDERYK was de titel, bij welken de Voorouders, langen tijd, bekend geweest zijn. Dus vinden wij genaamd:WILLEM SIMON VREDERYK; hij was, in de Jaaren 1411 en 1412, Baljuw en Rentmeester van het Eiland Texel, en in den Jaare 1416 Hofmeester van Hertoge WILLEM DEN VI. Bij zijne Echtgenoote, Jonkvrouwe N. N. VAN OEGSTGEEST, verwekte hij twee Zoonen; de oudste van deeze was:

SIMON VREDERYK Willemszoon, zijnde geweest, in het Jaar 1442, Schout van Leiden, in het Jaar 1459 Gewoon Raad van Hertoge PHILIPS VAN BOURGONDIE, Drost van ‘t Land van Arkel, en van de Stad Gorichem, en in den Jaare 1460 Drost en Baljuw van den Lande van Voorn en van den Briel. Hij overleedt in den Jaare 1477; hebbende verwekt, in zijn eerste huwelijk bij Maria van Oosteinde, de volgende kinderen:

1. WILLEM VREDERYK Simonszoon, die volgt.
2. Gillis, zonder kinderen overleeden.
3. Catharina, Kloosterzuster te Rodenburg.

Andermaal getrouwd zijnde, met Maria van der Does, Dirks dogter, wierdt hij bij deeze nog Vader van

4. Jonkvrouwe Oude Machtelt, en
5. Jonkvrouwe Jonge Machtelt, gehuwd aan Dirk van Swieten Willemszoon, Raad in den Hove van Holland.

WILLEM VREDERYK Simonszoon, boven genoemd, was de persoon, die den naam van VALKESTEIN in zijn Geslagt heeft ingevoerd. Hij was gehuwd aan Jonkvrouwe N. N. van Arkel, en verwekte bij dezelve éénen Zoon:

GILLIS VAN VALKESTEIN, Baljuw van Voorn, Kastelein van Geervliet, vervolgens Ruwaard, Baljuw en Dijkgraaf des Lands van Putten, Schout van Haarlem, Opperkapitein van Goeree. In den Jaare 1485 tradt hij in ‘t huwelijk met Machtelt Dedel, Vrouwe van Rijsoord en Strevelshoek, dogter van Jan Dedel, Edelman, Raad en Sekretaris van Hertog PHILIPS VAN BOURGONDIE, Graave van Holland, en een der aanzienlijkste Geslagten van Holland, ‘t welk naderhand, gelijk veele andere Geslagten, in verval geraakte, doch wederom nieuw aanzien en luister ontleende in den persoon van Adriaan Floriszoon, zedert bij den naam van Paus ADRIAAN DEN VI bekend. De historische waarheid van dit alles wordt, door den Dichter JOOST VAN VONDEL, bedoeld en ondersteld, in het volgende bijschrift op den beroemden Roomschen Bisschop:

„Dees’ ‘s Vaders stam uit Stichts oud adelijk geslacht,

Was heel verarmt, en tot den ondergang gebragt,

Dan Hij, door ‘t noodtlot kreeg het heerlijkst ampt op aarde;

Des Paus driedubbele Kroon, van heil, van magt, van waarde.”

Uit hoogagting voor den zagtmoedigen en bescheidenen Mijtervorst, houde de Leezer deeze uitweiding ten beste. Gemelde Heer GILLIS verwekte bij zijne Echtgenoote vier kinderen:

1. GERRIT VAN VALKESTEIN, die volgt.
2. Willem van Valkestein, Kanunnik in de St. Pankraskerk te Leiden, op den veertienden Maart des Jaars 1511 overleeden.
3. Cornelia van Valkestein, jong gestorven.
4. Beatrix van Valkestein, Zuster te Rodenburg.

< >